[Alewijn, Jhr. Mr. Willem]
ALEWIJN (Jhr. Mr. Willem), geb. te Amsterdam 9 Mei 1769, uit het tweede huwelijk van Mr. Frederick (2) (kol. 32), overl. te Utrecht 4 December 1839. Hij promoveerde te Utrecht 4 Mei 1789 op een Specimen, quaedam circa jus aggerum sistens, en werd 12 Februari 1790 aangesteld tot opperboekhouder van de Bank van Leening te Amsterdam. 12 Mei 1796 werd hij ‘als toegedaan aan het voorig Oranje en Aristocratisch Bestuur’ met twaalf andere ambtenaren afgezet, doch 25 Jan. 1802 werd hij in zijn ambt hersteld, dat hij bleef waarnemen tot hij 16 Jan. 1828 werd gepensionneerd. Van 1790-95 was hij kapitein, en van 1809-1812 luitenant-kolonel bij de schutterij; in laatstgenoemden rang diende hij in 1814 en 15 bij den in Juli 1815 ontbonden landstorm. Hij werd door koning Willem I bij diploma van 16 Sept. 1815 in den adelstand verheven. Hij huwde eerst te Amsterdam 7 Febr. 1790 Maria Susanna Backer (1771-99), die hem vier, en daarna te Maartensdijk, 1 Sept. 1801, Sophia Maria Agatha Huydecoper tot Nigtevecht (1772-1837), die hem vijf kinderen schonk. Willem Alewijn beoefende de schilderkunst en teekende naar schilderijen van oud-Hollandsche meesters. Hij was van hare oprichting af lid der Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. Enkele dezer teekeningen, naar A. van Ostade, zijn door J.J. Marcus gegraveerd.
Bronnen: zie bij Abraham (2); verder Jaarb. Ned. Adel, 1888; Immerzeel I, 6 en Kramm I, 10.
Breen