Karel IV. Zijn oudste dochter Catharina was reeds verbonden met hertog Eduard van Gelder; zijn tweede zoon, Albrecht, huwde met Anna, 's Keizers dochter. Een familieverdrag van April 1371 bepaalde, dat Willem, Albrecht's oudste zoon, de Nederlandsche gewesten en Albrecht de Jonge de Beiersche zou erven. Onder aanhoudende twisten en veeten binnenslands en met de naburen in Gelre, Utrecht en Brabant voerde Albrecht de regeering in Holland, Zeeland en Henegouwen voor zijn broeder, die nog steeds krankzinnig bleef en eerst in 1389 overleed. Wel heeft keizer Karel IV den ruwaard in Mei 1372 als graaf dier gewesten erkend maar Albrecht heeft zich als zoodanig eerst na den dood zijns broeders laten huldigen. Nog herhaaldelijk, vooral tusschen 1374 en 1385, heeft Albrecht in Holland met opstanden, veeten, gildenoproeren enz. te kampen gehad, maar toch ziet men onder zijn bestuur den handel in Holland en Zeeland belangrijk groeien, blijkens de oorkonden ook met zijn medewerking en onder zijn machtige bescherming. Hij trachtte met name den Hanzehandel van het door twisten en oproeren geteisterde Vlaanderen uit Brugge, den ouden zetel van dien handel, over te brengen naar Dordrecht, de door hem vooral begunstigde handelsstad, die haar stapelrecht door hem erkend zag. De steden van Holland konden zich onder zijne regeering krachtig ontwikkelen en zagen de zelfregeering harer vroedschappen onder hem tot ontwikkeling komen. Hij geldt op het einde der 14de eeuw als een der voorbeelden voor de ridderschap van het Westen en wordt door Froissard als ‘le duc Aubert’ hoogelijk geprezen. Zijn hof te 's Gravenhage, waar hij het paleis op het Binnenhof aanzienlijk verfraaide en vergrootte, met name de Ridderzaal, en de oude grafelijke kapel tot een kapittel deed
verheffen (1368), was weldra een middelpunt van ridderlijk leven, waar hoffeesten, tournooien en tooneelvertooningen elkander afwisselden, Fransche, Duitsche en Hollandsche ‘sprooksprekers’ en vinders gaarne werden gezien en de traditiën van het huis van Avesnes, waaruit Albrecht's moeder was gesproten, werden hoog gehouden. Hij was de bondgenoot van hertog Philips den Stoute van Bourgondië, met wiens geslacht het zijne werd verbonden door de Bourgondische huwelijken van 1385. Toch bleven de partijtwisten in Holland en Zeeland ook onder hem voortleven. In 1392 ontbrandde, door den moord op zijne invloedrijke geliefde, de kabeljauwsche Aleida van Poelgeest (21 Sept.), de strijd opnieuw. De hertog vervolgde de hoeksche bedrijvers van het feit, die vooral steunden op zijn zoon Willem, graaf van Oostervant. Een hevige veete tusschen vader en zoon volgde, eindigend met de verbanning van een aantal Hoeksche edelen en de vlucht van Oostervant naar Frankrijk. Eerst 8 Sept. 1394 werd de vrede tusschen vader en zoon hersteld en de laatste kreeg de leiding bij een poging tot verovering van Friesland (1396), die, met hulp van de Friesche Vetkoopers, aanvankelijk scheen te zullen slagen, zelfs geheel Ooster- en Westergoo tijdelijk aan zijn gezag onderwierp, maar ten slotte na een vijftal expeditiën uitliep (1402) op een verdrag, waarbij alleen Stavoren nog in Hollandsche handen bleef. In de laatste jaren zijner regeering kregen onder medewerking van zijn in eere herstelden zoon de Hoekschen weder meer invloed, wat in 1401 aanleiding gaf tot den opstand van den zoon van zijn ouden medestander, den trotschen heer Jan van Arkel, hoofd der Kabeljauwschen. In 1403 onderwierp deze zich na een langdurige veete door bemiddeling van 's Hertog's zoon Jan,
elect van Luik, en werd na een voetval begenadigd. Hertog