hoogleeraar (6 Dec. 1747), en den 28. Juni 1748 sprak hij zijn openingsrede uit: de Causis dissensionum inter Anatomicos. Ook bij het neerleggen van het rectoraat in 1755 en 1767 heeft hij een oratie uitgesproken, de eerste maal de Praestantia chirurgiae en de tweede maal de Amictus noxis. In 1771, na den dood van zijn broeder Bernard Siegfried, werd F.B.A. benoemd tot prof. medicinae. Hij deed daarbij afstand van het onderwijs in de ontleed- en heelkunde, en doceerde voortaan de physiologie. Den 30 April 1771 sprak hij weder een rede uit: de Ambulatione, eaque utili, et necessaria et jucunda, welke nog al spot blijkt te hebben verwekt. Over de physiologie schreef hij ook een weinig beteekenend boekje Libellus de natura hominis (1775). Bij zijn dood liet hij zijn verzameling heelkundige instrumenten aan de Leidsche hoogeschool na. Hoewel een bekwaam man en uitnemend leermeester, en als zoodanig door zijn leerlingen, o.a. door Eduard Sandifort, en door zijn collega van der Kemp geprezen, behoorde F.B. niet gelijk zijn broeder tot de uitnemendsten van zijn tijd.
Litteratuur bij Siegenbeek, Geschiedenis der Leidsche Hoogeschool II, 203; en Suringar in Tijdschrift voor Geneeskunde 1868, Dl. II.
Baumann