lected and published at the Hague 1652. (London, 1653, fol.).
Aitzema's hoofdwerk is evenwel de Historie of verhael van saken van staet en oorlogh, in, ende omtrent de Vereenigde Nederlanden, beginnende met 't uitgaen van den Trevis, ende eyndigende (1667) ('s Grav. 1657-1668, 12 dln. 4o.). Deze eerste uitgave is door Aitzema zelf bezorgd. Na zijn dood gaf Carel van Roorda een min of meer gewijzigde uitgave onder den titel Saken van Staet en oorlogh, in ende omtrent de Vereenigde Nederlanden ('s Grav. 1669-1672, 6 dln. 7 bdn. fol.). Hierbij behoort ook het Generael Register over alle de zes deelen der saken van staet en oorlog ('s Grav. 1671. fol.), waarin ook het Verhael van de Nederlantsche Vreede- Handeling en de Herstelde Leeuw zijn opgenomen. Aitzema's werk is voortgezet door Sylvius. Een verkorte uitgave van zijn hoofdwerk gaf S. de Lange, onder den titel De strijdende Leeuw of nederlandsche oorlogen, staatsaken, en verhandelingen, voorgevallen in de jaren 1621 tot 1625 etc. (Amst. 1661, dl. I. 4o.)
Het oordeel over Aitzema is zeer verschillend, maar in den regel zeer ongunstig. Fruin (Verspr. Geschr. VIII, 66 vlg.) formuleert het als volgt: ‘Wat de waarde betreft van de brieven, onder de Thurloe-papers uitgegeven, zij bestaat grootendeels in het vrije oordeel, dat daarin over personen en partijen en toestanden wordt uitgesproken. In zijn geschledenis, voor het publiek bestemd, is de schrijver verplicht tot ontzag van de bestaande machten en autoriteiten. Hij kan zijn meening te raden geven, hij kan ze niet altijd onbewimpeld zeggen, vooral niet met bewijzen en voorbeelden staven. Maar in zijn geheime correspondentie heeft hij alle vrijheid; hij kan zijn misanthropie den ruimen teugel vieren, hij kan al het kwaad spreken dat hij van zijn evenmenschen denkt. Zijn brieven zijn een nuttige en onontbeerlijke aanvulling van zijn geschiedenis: te zamen leveren zij ons een treffend beeld van het stadhouderloos bestuur tot op het jaar 1660, wat zwarter en donkerder gekleurd dan de werkelijkheid mag geweest zijn, maar in de hoofdtrekken zeker gelijkend. Want met al zijn ondeugden, en niettegenstaande zijn verraad was Aitzema in hooge mate waarheidlievend. Zijn hoofdgebreken waren minachting voor den mensch en ongeloof aan menschelijke deugden; hij waande zich wijs, omdat hij zich door geen schijndeugden liet bredriegen; hij onderstelde alleen kwade beweegredenen bij zijn naasten, en hij verachtte hen dubbel, zoo zij voor hun handelen andere, betere drijfveeren voorwendden; hij voor zich stelde er zijn eer in, zijn ondeugden bloot en onbewimpeld te vertoonen. Zoo werd afkeer van geveinsdheid, zucht naar waarheid, een hoofdtrek van zijn karakter; ook die deugden bleven ondergeschikt aan het eigenbelang, maar zoo dikwerf zij daarmede niet in strijd
waren, liet hij zich door haar beheerschen en besturen. In zijn brieven en in zijn geschiedenis stelt hij de gebeurtenissen voor, zooals zij zich aan zijn oog voordeden; hij heeft geen belang de menigte te vleien, en hij heeft er lust in haar harde waarheden te zeggen. Uit ontzag voor de machtige regenten verzwijgt hij nu en dan in zijn geschiedenis zijn meening over de regeering; maar in zijn brieven spreekt hij ook daarover openhartig en zijn oordeel, hoewel bitter en gestreng, is meestal juist en billijk’. De waarde van zijn geschiedwerk ligt bovendien ook in het zeer uitgebreide materiaal van documenten, dat hij in extenso in zijn verhaal heeft opgenomen. Bij resolutie van 7 Jan. 1669 werd de