1851), Vrolijke schetsen (Haarl. 1853), Hoofd en hart. Dichtluimen (Haarl. 1855), Costerliedjes, Souvenir aan Haarlem's Julyfeesten in 1856 (Haarl. 1858), Sprokkels (Leiden 1862), Eenige verstrooide gedichten ('s Grav. 1879) en Luimige verhalen (Haarlem z.j.). Een verzameling van zijn gedichten verscheen in 1861 te Leiden in 8 deelen. Voor een deel hadden deze gedichten reeds eerder in tijdschriften een plaats gevonden Tot zijn gelegenheidsgedichten behooren: Aan den toondichter Verhulst (1843), Herinnering aan H. Tollens (1857) en Aan de nagedachtenis van S.J. van den Bergh (1869). Hij bezorgde herdrukken van de bundels Keur van scherts en luim (2de druk, Haarl. 1854) en Keur uit onze Nederlandsche dichters (Schiedam 1879). Voor kinderen schreef hij: Haantje Kukeleku (zonder zijn naam, Leiden), Groot en Nieuw Nederlandsch Prentenboek (met Ising, 's Grav. 1847), Omnibus (met Ising), In de speeluren (met Ising) en Mariette (met Ising). Van 1840-1857 was hij redacteur van Europa, ook was hij gedurende eenigen tijd mederedacteur van den Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen. Een aantal van zijn gedichten zijn vertaald. In 1871 verscheen van hem te Haarlem een vertaling van Molière's Misanthrope, die door de critiek zeer slecht ontvangen werd, waarom hij in het volgende jaar een verbeterde vertaling uitgaf. Verder vertaalde hij Molière's Tartuffe (Haarl. 1875). Naar het Engelsch van Warre Tyndall bewerkte hij: Bürgers en Amstels Leonora, een spoorwegromance, opgedragen aan alle wanhopige
dochters (Amst. 1849).
In proza schreef hij o.a. de levensberichten van S.J.v.d. Bergh (Letterk. Levensber. 1869) en van P.T. Helvetius van den Berg (Letterk. Levensber. 1874). In 1850 werd hij lid van de Maatsch. der Ned. Letterk. Van Zeggelen werd ook zeer bekend door zijn, meest luimige voordrachten, die hij vooral in Oefening kweekt kennis hield.
Zijn portret is gegraveerd door J.P. Lange en D.J. Sluiter en gelithographeerd door A.J. Ehnle.
Zie: Ising in Levensber. Letterk. 1879, 201; Enschedé, A.C. Kruseman (Bijdr. tot de Gesch. v.d. Ned. Boekhandel dl. 8 en 9); Conviva, Het servetje (Leiden 1878); Smit Kleine in Ned. Spect. 1879, 66; Ising in Eigen Haard 1879, 111; Dercksen in Leeskabinet 1879, II, 40; Busken Huet in Gids 1864, III, 564, herdrukt in Litt. Fant. en Krit. VII, 51; v. Vloten, Dicht en Ondicht II, 488.
Scholte