[Zeeus, Jacob]
ZEEUS (Jacob), geb. te Zevenbergen 14, ged. 17 Febr. 1686, aldaar overl. 27 Nov. 1718. Zijn ouders waren Adriaan Zeeus (geb. te Willemstad, overl. te Zevenbergen, 8 Jan 1703) en Dirkje Verdoolt (overl. te Zevenbergen, 2 April 1699). Beiden zijn gehuwd te Zevenb. 29 Maart 1679. Op zijn 10e jaar trok hij, door een versje op den verjaardag van een zijner zusters, de aandacht van Pieter Nuyts, officier der Vrijheden Etten, Leur en Sprundel, den dichter der Bredaasche Klio. In 1698 kwam hij onder de leiding van den dordtschen kunstschilder Arnold Houbraken, in 1702 deed hij zijn examen als landmeter, het volgende jaar kwam hij op het kantoor van zijn voogd, den procureur Voorhof, te Zevenb.; enkele jaren later raakte hij in kennis met eenige leden van ‘Nil Volentibus Arduum’, voornamelijk met Ysbrand Vincent. In 1711 gaf hij zijn hekeldicht uit: De Wolf int Schaepsvel. (Tweede druk 1715, beide bij Arnold Willis te Rotterdam). In datzelfde jaar nog schreef hij een gedicht op den ongelukkigen dood van Jan Willem Friso, waarvoor hij van het Hof van Friesland een geschenk in goud ontving. In 1712 zag te Rott. bij A. Willis van hem het licht: Het IV Gezang uit het III Boek van Q. Horatius Flaccus, Naar onze tijden geschikt en uitgebreit.
Hij stierf ongehuwd te Zevenbergen, waar hij notaris, procureur en landmeter was, na een bedlegering van slechts 10 dagen.
Na zijn dood gaf H. Poot een bundel Gedichten van hem uit (Delft 1720; 2e druk Amsterdam 1737). In 1726 verscheen te Rotterdam bij zijn vriend A. Willis: Overgebleve gedichten, waarbij de uitgever een goede, nauwkeurige biografie schreef. In dezen bundel zijn eenige gedichten, die reeds vroeger afzonderlijk verschenen, opgenomen o.a.: De Wolf in 't schaapsvel; Het IV gezang, enz; Fabel van den Jagthont en de leewrik, Voor de nijdige poëten van den Maesparnas (in plano); Het verval der Nederduitsche dichtkunst 4o, 8 blz. De Eerkroon voor Brittanje; Triomfwagen voor Ormond 1715; Maastrigts Zegengroet, Aan den grooten Oorlogsheld, Johan Churchil, Hertog van Marlbourg op sijn gelukkigen aankomst aldaar uit Groot Brittanje, Alsmede den Vlugtenden Bullingbroke te Zierikzee bij Nic. L. de Jong 1715 in 40. 12 blz. Zijn eerste gedicht is geweest d'Ongeblankette Waerelt (1710), dat hij aan Ysbrant Vincent opdroeg. Het verscheen zonder zijn naam en