[Wytz, Jacques]
WYTZ (Jacques), Jacob Wyts, Wits, of Witz, kort vóór 1580 geboren, overl. 1643, zoon van Jean Wyts, heer van Bouchardie, en van Margaretha van Lichter velde.
Hij was onder prins Maurits eerst kapitein van een compagnie voetvolk in staatschen dienst, onder Frederik Hendrik sergeant-majoor-generaal en later president van den Hoogen Krijgsraad. Hij was met Frederik Hendrik in 1627 voor Groenloo en een der meest ervaren bevelhebbers, die het spaansche heir, tot ontzet aangerukt, met groot verlies deden afdeinzen. Vondel, die aan hem een afzonderlijk lofdichtje wijdt, noemt hem des leghers Lynceus en Hooft: 't oorloghsoogh, den heussen Wytz.
Na den lande in zijn hooge militaire betrekkingen en bij verschillende veldtochten en belegeringen belangrijke diensten te hebben bewezen overleed hij in 1643; zijn testament werd geopend 4 Maart v.d.j.
Hij huwde volgens huw. voorw. van 10 Juni 1614 met Magdalena van Valckensteyn, die te 's Gravenhage 21 Januari 1634 kinderloos overleed.
Doordat zijn moeder hertrouwde met Adolph van Meetkercken, had hij een halfzuster Salomé van M. die de echtgenoote werd van den veldoverste George Turnor en de moeder van Margaretha Turnor. Deze laatste was de universeele erfgename van Jacques Wytz en daar zij gehuwd was met Godarp Adriaan baron van Reede van Amerongen (kol. 1007) zijn talrijke papieren betreffende Wytz in het archief van het Huis Amerongen terechtgekomen.
Zie: Hingman en Berends, Inventaris van archieven op het Huis Amerongen ('s Grav. 1901); Bosscha, Neerl. Heldend. te land, I, 335 (met noot 2); Vondel, Veroveringh van Grol; Hooft, Holl. Groet aan den Prins van Oranje.
Regt