[Wychering, Johan]
WYCHERING (Johan), stammend uit een aanzienlijke groningsche familie, studeerde aan de universiteit te Keulen in de rechten. Hij werd daar in Mei 1431 als Joh. Vigherynck de Groninghen geïmmatriculeerd. In 1437 was hij baccalaureus aldaar. Later voerde hij den titel van doctor in het kanonieke recht, en werd hij raad van den utrechtschen bisschop en proost van Humsterland. Bisschop David van Bourgondië gaf hem, ten einde deze ‘to vryen wth handen der genen, daer die an verbystert ende vervrempt syn’, de bisschoppelijke tafelgoederen in Groningen in erfpacht (bij brieven van 7 Juli 1459 en 23 Aug. 1462). Zij bleven tot het midden der volgende eeuw in handen der familie Wychering. De stukken betreffende deze overdacht zijn uitgeg. bij R.K. Driessen, Monumenta Groningana veteris aevi inedita II (Gron. 1824) 302 vlgg.
Zie verder: H. Keussen, Matrikel der Univ. Köln I (Bonn 1892) 255; Jac. Traiecti alias de Voecht Narratio (Werken Hist. Gen. III: 13) 354; Bijdr. tot de gesch. en oudheidk. inzonderheid v.d. prov. Groningen VI (1869) 34; VII (1870) 36.
van Kuyk