[Witt, Herman Cornelis de]
WITT (Herman Cornelis de), geb. te Dordrecht 12 Sept. 1728, gest. ald. 23 Jan. 1778; zoon van Cornelis (4) de Witt (kol. 1453) en Catharina Wilhelmina van den Honert. Hij studeerde te Leiden in de rechter, waar hij 12 Juli 1746 ingeschreven werd (Album i.d.). In 1758 was hij lid van het college van de achten te Dordrecht en sedert 1761 baljuw en dijkgraaf van de Merwede. Hij huwde 7 April 1761 met Magdalena Cornelia Buck (die na zijn dood hertrouwde met J.H. van den Doorslag, predikant te Dordrecht). Uit dit huwelijk werd een zoon Cornelis geboren, die heel jong (12 Febr. 1773) stierf, en een dochter Maria. Deze laatste (geb. 19 April 1777, gest. 1 April 1861) was na het overlijden van haren neef Cornelis (zie op Johan (8) de Witt) de laatste afstammelinge van den raadpensionaris Johan (5) de Witt in de rechte lijn. Zij huwde 3 Sept. 1798 Mr. H.P. Hoog. Het archief der familie de Witt - of liever: de rest hiervan (zie ook op Johan (7) de Witt) - kwam dus in het bezit van de familie Hoog en is ná den dood van mevrouw Beyerman-Hoog te Utrecht (gest. 1911) volgens hare testamentaire beschikking eigendom van den Staat der Nederlanden geworden en nu geplaatst in het Algemeen Rijksarchief (zie Verslagen van 's Rijks Oude Archieven XXXVI (1913) 77 en 105).
Een door G. Spinny in 1765 geschilderd portret in het Gemeentemuseum te 's Gravenhage.
Zie: Genealogie als bij Cornelis (4) de Witt; C.A. van Sypesteyn, De Geslachten De Witt te Dordrecht en te Amsterdam in de Nederlandsche Heraut, III, 177 vlg.
Japikse