Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1444]
| |
danig den vierden rang, in 1834 den derden, in 1838 den tweeden rang. Reeds vóór dien was hij in Augustus 1837 aangesteld tot hulponderwijzer aan de school van het Hersteld Luthersche Weeshuis. In 1846 werd hij benoemd tot eersten onderwijzer aan de juist opgerichte oefenschool voor aankomende onderwijzeressen. In 1854 zeide hij de onderwijsloopbaan vaarwel en werd hij door dr. Sarphati verbonden aan de in 1852 opgerichte Vereeniging voor Volksvlijt. Daar werd hij bibliothecaris en administrateur van het Tijdschrift voor Volksvlijt, dat van 1854 tot 1887 verscheen. Hij heeft ook zeer veel bijgedragen tot de stichting van het Paleis voor Volksvlijt. In 1886 werd hij op zijn 70sten verjaardag als geograaf en historicus gehuldigd; kort daarna verliet hij Amsterdam en trok zich terug te Wichen, waar hij is gestorven. Hij was 7 Juli 1841 gehuwd met Johanna Elizabeth Appenzeller. Witkamp heeft zijn leven lang hard gewerkt en dan ook zeer veel geproduceerd. Als historicus heeft hij zich veel bezig gehouden met de geschiedenis van Amsterdam, ook met die van het Paleis voor Volksvlijt; van zijn hand is o.a.: Het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam (Amst. 1861; ook in Fr., Hoogd. en Eng. vert.). Van zijn verdere historische werken moeten vooral genoemd de catalogus van de Historische tentoonstelling van Amsterdam, geopend in de zalen van het Oumannenhuis in 1876 (Amst. 1876; 2 st.), waarvan Witkamp de voornaamste bewerker was, en vooral zijn Geschiedenis der Zeventien Nederlanden (Amst. 1871-1880, 4o.; met hist. atlas), dat hij voor zijn hoofdwerk hield en inderdaad met zorg is bewerkt, maar alleen nog als compilatie beteekenis heeft. Van zijn liefde voor het huis van Oranje gaf hij blijk door zijn Prins Hendrik der Nederlanden. Eene levensschets (Amst. 1879; met medewerking van M. Kalff) en zijn Prins Willem Frederik Karel der Nederlanden. Eene levensschets (Deventer 1881; met medewerking van P.H. Craandijk). Maar vooral had Witkamp verdienste als geograaf of liever als topograaf. Hij kende als volhardend wandelaar bijna geheel Nederland door eigen aanschouwing en wist het zoo waargenomene door boek en kaart vast te leggen. Zeer veel handboeken en atlassen zijn dan ook door hem vervaardigd; zijn hulp werd ook meermalen ingeroepen bij den aanleg van groote waterstaatswerken of bij de indeeling van het land. Zoo kon hij uitgeven een Aardrijkskundig woordenboek van Nederland (Tiel, 1877, 2 dln.; herdr. Amst. 1879); Gezichten in de Nederlanden (door J.C. Greive Jr; met bijschriften van W.; Amst. 1864, 1865); Amsterdam in schetsen. Teekeningen van W. Hekking (Amst. 1861, 1869, 2 serieën) enz. Ook de aardrijkskunde buiten Nederland had zijn aandacht; al vroeg gaf hij uit De Aardbol. Magazijn van hedendaagsche land- en volkenkunde (Amst. 1840-1854, 9 dln. fol.), later gevolgd door Landen en volken. Eene beschrijving van alle landen en volken der aarde. Schoonheden van natuur en kunst (Amst. 1866-1869, 8 afl.) Speciaal had Witkamp veel studie gemaakt van Luxemburg blijkens zijn Proeve eener staat-, aardrijks- en geschiedkundige beschrijving van het groothertogdom Luxemburg (Amst. 1841), waardoor hij voor het eerst de aandacht op het destijds nauw met Nederland verbonden staatje vestigde. Ten slotte was hij een voortreffelijk kaartteekenaar; zeer groot is het aantal zijner schoolatlassen en schoolkaarten, die zeer werden gewaardeerd. Zie: P.H. Craandijk in Eigen Haard, 1886, 536 vlg.; A.A. Vorsterman van Oyen in Alg. Ned. Familieblad, 1886, 267 vlg.; J.G. Frederiks in Ned. Spect., 1886, 365 vlg.; | |
[pagina 1445]
| |
J. Kuiper in Tijdschr. v.h. Kon. Aardr. Gen. 1892, 285 vlg.; Leeskab. 1892, I, 132 vlg.; Rogge in Levensb. Lett., 1892, 214 vlg. (met bibliographie); J.C.W. Quack in Geld. Volksalm. 1894, 136 vlg. Brugmans |
|