[Wellekens, Jan Baptista]
WELLEKENS (Jan Baptista), geb. 13 Febr. 1658 te Aalst uit Cornelis W. en Magdalena Clokgieter, ‘eerlijke lieden van burgerlijken staet, die zich met de laken- en hopkopery geneerden’. Jong naar Amsterdam gezonden, om bij een oom in het goudsmidsvak opgeleid te worden, bleek hij meer lust in schilderen te bezitten. Na daarin les gehad te hebben van Anthony de Grebber, vertrok hij in 1676 naar Italië, waar hij 11 jaar vertoefde. Wegens bijziendheid en de gevolgen van een beroerte, die hem te Venetië overvallen had, ook uit verlangen naar zijn moeder, keerde hij terug. Hij leed aan ‘'t graveel en veelerlei zoort van flerezyn’ doch wist dat met gelatenheid te dragen en overleed te Amsterdam 14 Mei 1726. In de Dichtlievende uitspanningen van J.B. Wellekens en P. Vlaming (Amst. 1710, 1735) is van de hand van eerstgenoemde: Gezangen van Elsryk (Herders-, visschers- en jagerszang); Endenhout en Voortwyk (beschrijvingen van buitenplaatsen); Amintas, visscherszang; Chloris, veldzang; Ariana, veldzang; Herderszang op Italië en Nederland; dit laatste is geschreven te Rome in 1684; de overige stukken zijn gedateerd 1705-9. Nog verscheen tijdens W.'s leven zijn: Amintas. Herderspel van Torq. Tasso, met eenige verklaaringen. Benevens eene verhandeling van het herderdicht (Amst. 1715). Na zijn dood bezorgde zijn dochter Magdalena Barbara uitgaven van: Verscheiden gedichten; Bruiloftsdichten (beide Amst. 1729); en: Zedelyke en ernstige gedichten met het leven van den dichter door P. Vlaming (Utr. 1737). Een gedicht van W. in de Parnasloof, gestroit op de bruiloft van P. Snellen en M.G. van Beeck
(Amst. 1714) is niet herdrukt in de Bruiloftsdichten. Een korte bloemlezing is verschenen in de Keur van Ndl. Letteren I, 24 (Amst. 1827). W. behoorde tot de katholieke kerk. Hij heeft de verdienste, hier weer opnieuw het herdersdicht ingevoerd te hebben. Veel ontleende hij aan Virgilius; aan zijn vertaling van Tasso besteedde hij de uiterste zorg. Hoewel hij dikwijls gezwollen was, vindt men niet zelden, o.a. in verzen over zijn huiselijk leven en zijn natuurdichten, een uitdrukking van gevoel, die hem boven veel van zijn tijdgenooten doet stellen.
Van zijn schilderwerk - de Versch. gedichten bl. 410 noemen een portret van zijn moeder - schijnt niets meer over te zijn.
Zie het bovengenoemde Leven door P. Vlaming.
Ebbinge Wubben