Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1399]
| |
Oct. 1830, overl. te Zeist 27 Jan. 1908, was eerst lithograaf te Bazel, waar hij 's avonds de zendingschool bezocht. Hij deed daarop onderwijzersexamen en kreeg een aanstelling te Königsfeld (Baden), waar hij zich aansloot bij de Broedergemeente. In 1857 volgde een beroep naar West-Indië, waar hij als zendeling werkzaam was op de eilanden St. Jan, St. Croix en Jamaïca. Elf jaar later (1868) kwam hij om gezondheidsredenen naar Europa, was anderhalf jaar predikant en schoolinspecteur te Wyke (Yorkshire) en was vervolgens van Aug. 1870 tot 10 April 1898 verbonden als predikant aan de Evangelische Broedergemeente te Haarlem. Goed harmoniumspeler en vereerder der protestantsche muziekkunst van Mendelssohn, publiceerde hij enkele muziekstukken voor gemengd koor, waarvan zijn Psalm 42 gecomponeerd in 1877, bij de hervormde zangkoren een groote geliefdheid heeft verkregen. Ook vertaalde hij o.a. het evangelische ‘Jesu meines Lebens Leben’ (1661) van Ernst Homburg (Jezus, leven van mijn leven, afgedrukt o.m. in Oude en nicuwe zangen bijeengebracht door van Woensel Kooy no. 54). Van gecomponeerde muziek is mij bekend: Das deutsche Rheinland (William V. Drury, ins deutsche übersetzt) für Gesang und Piano (1870); Hij komt, voor gemengd koor (J. Mathijsen) (Brussel z.j.); Psalm 42, vers 1, 2 en 3 voor gemengd koor (1888; 19e dr. 1909); Drie liederen en een koraal (psalm XXIII) (1890; 3e dr. 1896); Loflied naar psalm 118 voor gemengd koor (1892; 4e dr. 1898); Het lied der dienende liefde (J. Dallinga) (1894; 2e dr. 1899, n. uitg. 1909); Heilig voor gemengd koor en soli (1894); Psalm 116 (1897; 8e dr. 1909); Bede en verhooring, voor gemengd koor (na 1900). Zijn portret in: Jaarboekje uitg. bij gelegenheid v.h. 25-jarig bestaan v.d. Bond van Christ. Zangver. 1911 teg. 32. Zie: De Lofstem Febr. 1908, 5; De Harp Maart 1908, 1 (met portret). Enschedé |
|