[Weert, Franciscus J. de of van]
WEERT (Franciscus J. de of van), of de Waert, vertrok omstr. Oct. 1635, met zijn leerling Jacob de Borch of de Borgh, die twee jaren bij hem geleerd had en wien hij ook verder in ‘de conste van het ingenieurschap zou voltrekken’ naar Venetië, in dienst van de regeering aldaar. Nov. 1636 was hij er bekend met Galilei's vriend. pater Fulgenzio Micanzio, wien hij toonde ‘una nova aritmetica, che dice inventata e pratticata in Olanda, nelle quale si fanno tutti li computi senza rotti’, en ook met Reael's neef Johannes Reynst. Bij een brief van Reael voegde hij met dezen 24 Juli 1637 uit Padua, waar hij destijds woonde, een schrijven aan den Florentijn zelven over diens aan de Staten-Generaal aangeboden vinding der lengten op zee. Hij vertaalde ook Galilei's Dialogo dei massimi sistemi (1632) in het nederlandsch en onderhandelde einde 1637 met Louis Elzevier te Amsterdam over het drukken; zijn in het fransch gesteld antwoord op Jacobi Accarisii Terrae quies solisque motus demonstratus etc. (Romae 1637), waarin de W. het stelsel van Copernicus verdedigde, noemde Micanzio in een brief aan Galilei (13 Febr. 1638) ‘buona, ma tutta cavata dai Dialoghi eccetto ove risponde ai luochi delle Scrittura, quali rissolve bene.’ Bij besluit van den Senaat van Venetië van 11 Sept. 1638 werd hij met Antonio Davila ter beschikking gesteld van het bestuur van Candia, terwijl 20 Oct. 1638, wellicht als blijk van erkentelijkheid voor zijne diensten, aan zijn zoon Johannes tien ducaten per maand worden toegelegd om zich in zijn vaders kunst verder te bekwamen. Zijn leerling de Borgh trad Febr. 1643 in venetiaanschen dienst, doch
stierf Sept. 1643 ten huize van de W. te Verona, gelijk deze mededeelt in een brief aan zijn broeder 22 Oct. 1643 in het ‘Venetiaensche leger int quartier van La Bolisella.’
Zie: Navorscher XXXIV (1884) 74-76; Favaro, Nuovi Studi galileani (Venezia 1891) 283; Opere di Galileo Galilei XVI (Fir. 1905) 523; XVII (1906) 142, 170, 251, 287, 308, 317; XX (ib. 1909) 556.
de Waard