[Waterland, Eilard Dirksz.]
WATERLAND (Eilard Dirksz.), geb. te Haarlem 1530, ter dood gebracht te Alkmaar 1573. Hij bezocht de hoogeschool te Leuven, waar hij zich aanvankelijk toelegde op het burgerlijk recht en daarin tot baccalaureus werd bevorderd. Maar na de promotie ging hij over tot de theologie. Hij werd pastoor te Velsen, waar hij eene toelage van ƒ 200 's jaars uit de algemeene schatkist genoot. Na de beweging van 1566 vluchtte hij naar Haarlem. Daar werd hij door burgemeesteren van Alkmaar aangezocht het pastoorschap in die stad te aanvaarden. 3 Maart 1569 vereenigde de bisschop van Haarlem zich met het voorstel van Alkmaar om, ter verbetering der bezoldiging van den te benoemen pastoor, ƒ 200 's jaars boven de gewone inkomsten bij te dragen en de helft daarvan te heffen van de 5 rijkste altaren. Waterland werd daarop benoemd, met behoud zijner landstoelage, en 16 Aug. in zijne nieuwe betrekking geïnstalleerd. Zijne taak zal niet gemakkelijk zijn geweest. Van zijne voorgangers was Cornelis Kooltuin (kol. 254), in 1558 aangesteld, reeds in hetzelfde jaar wegens nieuwgezindheid, Elbert Huyck vervolgens om zijn heftig en geldzuchtig gedrag gesuspendeerd, en daarna was de gemeente 3 jaren herderloos gebleven. Volgens Opmeer zouden hij en de gardiaan der minderbroeders, Daniël Arendonk, in 1571 den graaf van Bossu op hunne knieën verbeden hebben, toen deze met den magistraat en de burgers streng meende te handelen, omdat er verzet gepleegd was tegen de inlegering van 's Konings troepen. Op het einde van Augustus 1572 achtte hij het raadzaam zich niet meer in het openbaar te vertoonen en verschool hij zich bij een kransbakker; 5. Sept. van het volgende jaar, toen hij in 37 weken niet buiten was geweest, werd hij met zijn gastheer, diens vrouw en
dochter, alsook zijn