dat door zijn invloed verschillende vrouwenkloosters zich bij de cistercienserorde aansloten of dat nieuwe gesticht werden, zooals Nazareth, Oplinter, Roosendaal Vrouwenpark, Ramée. Met zijn dioceesaan-bisschop van Luik, Hugo de Pierrepont, overigens der Cist. orde zeer genegen, geraakte hij in groote moeilijkheden over de bekeering in de abdij Vrouwenpark van een Joodsch meisje, dat door hare ouders teruggeëischt werd. De abt van Clairvaux steunde den abt Walter, omdat het een klooster van zijne lijn was, en bracht de zaak voor den Paus, die den abt van Villers in 't gelijk stelde. De kroniek zegt, dat de abt Walter om de wille van kloostertucht de vrouwenkloosters, die hij gesticht had, afstond aan den abt van Citeaux. Meer waarschijnlijk stond Walter om moeilijkheden met den bisschop over het bestuur dier kloosters te voorkomen zijne rechten af aan het machtigere Citeaux. Deze afstand had plaats na de gebeurtenis in Vrouwenpark.
1219 werd de abt Walter door het generaal kapittel belast de stichting te leiden van eene abdij der orde welke de graaf van Gelre te Roermond voor zijne moeder Richardis bouwde.
Om welke reden de abt tegenwoordig was te Frankfort bij de keuze van den zoon van keizer Frederik tot Roomsch-koning blijkt niet. Walter overleed 1221 te Val Saint Lambert, eene cistercienserabdij bij Luik. Om welke reden hij daar vertoefde, wordt niet vermeld. Henriquez, Martyrologium Cisterciense, Chalemot, Series Sanct. O. Cist. (Par. 1670) 357; G. Bucelinus, Menologium Benedictinum (Veldkirchii 1645) vermelden de gedachtenis van den Z. Walter 13 Nov.; Raissius, Natales Sanct. Belgii (Duaci 1626) 32; Fisen, Flores eccl. Leodiensis (Insul. 1647) 130-132 op 1 Maart.
Val Saint Lambert gesticht omstreeks 1188 had tot tweeden abt 1206 tot 1209 Walterus van Utrecht overl. 28 Febr. Onmogelijk is het niet, dat men de beide abten met elkaar verward heeft. Het necroloog der 13e eeuw van Val St. Lambert, thans in het Staatsarchief te Luik, zou dit kunnen aantoonen. Bewijzen voor een wettigen cultus van den Z. Walter zijn niet bekend.
Zie: Caesarius Heisterbacensis O. Cist., Dialogus miraculorum ed. J. Strange (Col. 1851) I, 88-90, 95-97, 130, 152; II, 31; Thom. Cantimpratensis, Bonum universale de apibus, ed. G. Colvenerius (Duaci 1627) 261; Heda, Historia ep. Ultraj. ed. A. Buchelio (Ultr. 1643) 192, 198; Martèneet Durand, Thesaurus novus anecdotorum (Paris 1717) III, 1276-78; Henriquez, Fasciculus sanctorum O. Cist. (Brux. 1623) II, 169-172; dez., Menologium Cisterciense (Antv. 1630) 330; A. Sanderus, Chorographia sacra Brabantiae (Hag. Com. 1726) I, 428; Gallia Christiana, III, 586, 1021; Volksmissionaris, XVII (1896) 193-199, 249-253, 304-310.
Fruytier