van drie andere technische leden der commissie afgebroken te hebben, zegt, dat omtrent Waldorp's berekening soortgelijke opmerkingen gemaakt zouden kunnen worden.
Hij heeft zich door Rose laten overhalen om het beginsel van Caland, den open waterweg van Rotterdam naar zee, te ondersteunen, hoewel hij vroeger meer voelde voor een lateraal kanaal van b.v. Vlaardingen naar den Hoek van Holland. Een eerste poging om daartoe te geraken, was een in 1878 door hem opgemaakt ontwerp voor eene groote haven te Scheveningen in verband met een kanaal voor de groote rijnschepen van Vlaardingen naar Scheveningen. Wel mag Rotterdam van geluk spreken, dat hij daaraan niet is blijven hechten, want zijn groote invloed zou, bij het weinige, dat de nederlandsche waterbouwkundigen te dier tijd van benedenrivieren wisten, zonder Rose zeker veroorzaakt hebben, dat de regeering het zekere voor het onzekere genomen had, en Rotterdam thans voor de groote vaart gelijk Amsterdam achter sluizen zou liggen.
In Juni 1877 en Maart 1878 schreef Waldorp, daartoe aangezet door Rose, twee brochures, de eene getiteld: Ontwerp van een nieuwen waterweg van Amsterdam naar den Rijn en van Amsterdam naar Rotterdam, de andere Het wetsontwerp op de binnenlandsche scheepvaart. Een woord over het Geldersche Vallei-kanaal. In de eerste beval hij een kanaal aan in rechte richting naar Gorinchem, en het is zijn groote invloed, die gemaakt heeft, dat er een kanaal over Gorinchem is gekomen. Minister Klerck heeft het eenige goede, dat er in zijn plan was, de ruime afmetingen, niet overgenomen. In het Kon. Inst. v. Ing. werd door hem zijn ontwerp op 12 April en 7 Mei 1881 nog nader verdedigd, waarbij hij aan de afmetingen nog grooter eischen stelde, dan hij in 1877 gedaan had.
In 1879 werd Waldorp door de hongaarsche regeering in eene commissie van 5 buitenlandsche leden benoemd om te adviseeren over hetgeen gedaan moest worden om de overstroomingen der Theiss, in het bijzonder van de stad Szegedin af te wenden. Het rapport der commissie kwam in hetzelfde jaar uit, en behelsde het ontwerp van afsnijdingen en het vormen van een dijk, tevens boulevard, om genoemde stad. Het werd door hongaarsche ingenieurs uitgevoerd.
Minister Klerck, die hem in het begin van 1881 het hoofdinspecteurschap van den waterstaat had aangeboden, waarvoor hij echter bedankt had, wist gedaan te krijgen, dat Waldorp bij Kon. besl. van 12 Maart 1881 benoemd werd tot staatsraad in buitengewonen dienst.
In het najaar van 1881 ontving Waldorp het aanbod om in dienst van de Argentijnsche Republiek te komen. Hij eischte eene zeer hooge bezoldiging, daar hij toen eigenlijk niet van zins was, daarheen te gaan. En - men nam zonder afdingen zijne conditiën aan, waarvan het gevolg was, dat hij in Nov. 1881 met een stoet onderhoorigen naar Buenos-Aires vertrok. Onder dezen behoorden zijne drie zonen, die daardoor voor het vaderland verloren gingen.
Waldorp achtte de stad Buenos-Aires niet de goede plaats voor een haven, en heeft aan de regeering voorgesteld, benedenwaarts die stad aan de la Plata-rivier eene havenstad te stichten. De bedoeling hiervan was, het overwicht der hoofdstad te breken. De op Waldorp's voorstel gestichte stad, Ensenada genoemd, is blijven kwijnen; Buenos-Aires is thans eene stad van meer dan een millioen zielen, terwijl zij er in Waldorp's tijd nog slechts een 300000-tal had.