1676 (6 Juli - 27 Aug.) en aan het gevecht bij Mont-Cassel in 1677 (11 April). In 1682 werd hij rijksvorst en streed als rijksveldmaarschalk in Hongarije tegen de Turken. Hij ging in Juli 1685 naar Weenen om deel te nemen aan den veldtocht tegen de Turken aan den Donau en om de duitsche vorsten bij hun aansluiting aan den Keizer tot verdediging des rijks te doen volharden. In den veldtocht van 1689 had hij het opperbevel over het eerste der drie legers, dat uit duitsche, nederlandsche en eenige weinige engelsche troepen bestond en bij de Sambre werd bijeengetrokken. In 1688 was hij, na prins Willem's vertrek naar Engeland, op diens verlangen opperbevelhebber der staatsche krijgsmacht, behalve voor Friesland en Groningen. 27 Augustus 1689 had een treffen plaats tusschen het coalitieleger onder Waldeck en de Franschen onder d'Humières bij Walcourt, waarbij de onzen de zege behaalden. Waldeck overwinterde in België en nam daarna stelling aan de Piéton met het hoofdkwartier te Traugnies, doch hij bleek tegen de vermoeienissen van den oorlog niet meer bestand en werd bovendien door de Gedeputeerden te Velde en den Raad van State voortdurend belemmerd in zijn handelingen.
1 Juli 1690 verloor W. den slag bij Fleurus tegen Luxemburg, dank zij diens uitmuntend beleid. Toch werd Waldeck geacht in het kiezen van positiën en ook in de veldverschansing zeer bekwaam te zijn. Kort na den slag bij Steenkerke (3 Aug. 1692), waaraan hij nog deelnam, overleed hij te Arolsen.
W. die en als veldheer en als staatsman uitblonk, was een der beste helpers van Willem III, onkreukbaar trouw, dapper en omzichtig zoowel op het oorlogsveld als in het kabinet. Hij raadde den Prins vooral bij de voorbereiding zijner veldtochten en bij zijne onderhandelingen met de duitsche vorsten.
Hij was gehuwd met Elisabeth Charlotte, dochter van Wilhelm van Nassau-Dillenburg
Zijn portret in prent door M. Marlbeek, Chr. v. Hagen, e.a.
Zie: P.L. Muller, Wilhelm von Oranien und G.F.v. Waldeek (den Haag 1873); Knoop, Willem III; Blok, Gesch. Nederl. Volk V; Militaire Spectator 1848, 444; P.L. Muller in Allgem. Deutsche Biographie VIII, 701.
Eysten