[Vosmaer, Jacob]
VOSMAER (Jacob), geb. 25 Aug. 1783 te 's Gravenhage, gest. 13 Febr. 1824 te Utrecht, is in Juni 1807 te Harderwijk tot medicinae doctor bevorderd. Hij vestigde zich te Haarlem, doch ging in 1811 naar Zutphen. Op 25 Jan. 1816 werd hij hoogleeraar in plantkunde, scheikunde en artsenijmengkunde aan het Athenaeum te Harderwijk. Bij de opheffing van dit athenaeum in 1818 werd hij buitengewoon hoogleeraar in de geneeskunde te Utrecht. Van Dec. 1821 tot zijn dood was hij tevens hoogleeraar in natuurkunde, scheikunde, artsenijbereidkunde en geneesmiddelleer aan de juist opgerichte Veeartsenijschool te Utrecht.
Ondanks zijn wankele gezondheid heeft hij veel geschreven, ook op letterkundig gebied. In 1807 gaf hij uit: Grondbeginselen der Natuurkunde van den Mensch, naar Blumenbach; in 1811: Grondbeginselen der Ontleedkunde, naar Hempel, waarvan in 1824 een 2e druk verscheen; in 1822: Apothekers Woordenboek (1e deel met platen); in 1815: Lierzang op de Verheffing der Nederlanden tot een Koningrijk; in 1818: De Menschenliefde. Na zijn dood verscheen: De Kunst om lang te leven en wel te sterven. Van zijn nagelaten letterkundige geschriften zijn de Wandelingen van Meester Maarten Vroeg zeer bekend geworden.
Er bestaat van hem een door een onbekende gelithographeerd portret.
Zie: Bouman, Gesch. Geld. Hoogesch. II, 585.
Schimmel