Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1318]
| |
De dichtlievende uitspanningen van J.B. Welekensen P. Vlaming (Amst. 1710 en 1735) bevatten van de hand van laatstgenoemde de volgende gedichten: ‘Hogerwoert’, de beschrijving der zooevengenoemde hofstede (gedateerd 1701); ‘Berymde tafereelen’, naar aanleiding van een reeks schilderstukken van Barend Graat (1704?); ‘Amarillis, herderszang’ (1703) en ‘Lykgedachtenis van H. Angerianus’, (1710). Behalve de ‘Uitspanningen’ zijn mij bekend: Alcides, Jaerzang aan de oude Haerl. Rederykkamer der Pellikanisten (Amst.? 1714) en Lof der trouwe aen de oude Haerl. kamer der Pell. bekent onder de spreuk van Trouw moet blyken (Haarlem, 1714). Van een geschiedenis van Amsterdam, waarover V. zelf spreekt in de voorrede van zijn vertaling van Sannazarius, en waarvan ook Wagenaar gewag maakt, schijnt niets uitgegeven te zijn. Een kleine bloemlezing verscheen in de Keur van Ndl. Letteren (Amst. 1827). V. vertaalde: J. Sannazarius, Arcadia benevens een kortere geschiedenis van den huize van Aragon, en het leven des dichters (Amst. 1730), terwijl het 12e en 16e schimpdicht van Juvenalis door hem bewerkt zijn in: Alle de schimpdichten van D.J. Juvenalis en A. Persius Flaccus, door verscheide dichteren in Nederd. vaarzen overgebracht. (Haarlem 1709). Ten slotte is V. bekend als uitgever der volgende geschriften: L. Schermer, Poezy (Haarlem 1712; zie verder bij S.); H.L. Spieghel, Hertspieghel en andere zedeschriften verrijkt en opgeheldert (Amst. 1723); David van Hoogstraten, Beginselen of kort begrip der rederykkunst (Amst. 1725), en Poematum libri XI (met levensbeschr.; Amst. 1728); Hospitalius, Carmina ed. auct. (Amst. 1732); J.B. Wellekens, Zedelyke en ernstige gedichten met leven (Utrecht 1737). Een miniatuurportret door C. Troost in het Rijksmuseum te Amsterdam. Zie: Wagenaar, Amsterdam (fol. uitg.) II, 255. Ebbinge Wubben |
|