den Helder doordrongen en de bemanning van de vloot in beroering kwam, gaf hij den nederlandschen officieren en matrozen, die zulks verzochten, ontslag, legde de schepen in het Nieuwediep op en vestigde zich met de fransche troepen en schepelingen in het fort ‘La Salle’ (thans Erfprins), dat het zeegat en de plaats beheerschte. Zijn positie was toen zeer moeilijk. Door zijn eed van trouw aan den Keizer verbonden, achtte hij het zijn plicht als officier op zijn post te blijven en de stelling te verdedigen. De Prins van Oranje eischte van hem de overgave van de vesting. Hij heeft dien eisch met de meeste fierheid van de hand gewezen, hoezeer hij in zijn hart Nederlander en aanhanger van Oranje was. Velen hebben hem deze houding niet kunnen vergeven en zeker niet de Souvereine Vorst, die hem later niet weder in nederlandschen dienst wilde doen treden. De meest bekwame nederlandsche zeeofficier ging daardoor voor de nieuwe zeemacht verloren, juist in den tijd dat daar groote behoefte was aan bekwame organisators.
Om twee redenen is zijn houding als bevelhebber in den Helder te verdedigen; ten eerste omdat hij uit een hoog plichtsgevoel zijn eed niet wilde breken als opperbevelhebber en ten tweede uit een meer practisch oogpunt, omdat hij in dat geval zijn commando had moeten overgeven aan een fransch generaal, die gemakkelijk en zeker de scheepsmacht, die in het Nieuwediep lag, had kunnen vernietigen. Deze scheepsmacht is bij den vrede in zijn geheel overgedragen aan het bevrijde Nederland en vormde van de nieuwe zeemacht het voornaamste bestanddeel.
14 Mei 1814 gaf Ver Huell de forten van den Helder en de scheepsmacht aan de nederlandsche commissarissen over, nadat hij eerst nog op bevel uit Parijs de vlag van de Bourbons had geheschen.
Met bloedend hart verliet hij het vaderland met de brik la Génie naar Frankrijk, waar hij zich liet naturaliseeren en benoemd werd tot Inspecteur Generaal van de Marine. Na de terugkomst van Napoleon en diens tweeden val is hij nog eenmaal in het vaderland teruggekeerd, maar daar men zijn diensten wederom niet wilde aanvaarden, keerde hij opnieuw terug naar Frankrijk. Hij werd daar benoemd tot Pair van Frankrijk en heeft in de laatste jaren zijns levens evenals zijn groote zeevader van Kinsbergen veel gedaan voor het onderwijs en de opvoeding der jeugd.
Willem II heeft zijn verdiensten erkend door op den vijftigsten gedenkdag van den slag bij Doggersbank hem te begiftigen met het gouden kruis van de Militaire Willemsorde.
Ver Huell overleed 25 October 1845 te Parijs en werd op Père la Chaise begraven. Zijn naam is geplaatst op de Arc de Triomphe te Parijs. Hij huwde 22 Febr. 1789 met Maria Johanna de Bruyn, die hem 3 zoons schonk: Quirijn Maurits Anne, Franco Joan en Carel Johan, die allen voor hem zijn overleden. In Frankrijk heeft hij een zoon aangenomen Charles Ver Huell.
Zie: Q.M.R. Ver Huell, Het leven en karakter van Carel Hendrik graaf Ver Huell (2 deelen, met portret); J.R. Thorbecke, Historische Schetsen, 135; dez. in de Gids 1848, I, 1; Bosscha, C.H. Ver Huell Fransch opperbevelhebber aan den Helder in Nav. 1868, 23; W.A.C. de Jonge, Brieven en Bescheiden 1813-1814. De Viceadmiraal Ver Huell; G. Ramakers, Iets over den admiraal C.H. Ver Huell in Ver. Chr. Stemmen I, 756; Historisch gedenkboek 1813, II, 140 e.v. Het geslacht Ver Huell in Alg. Ned. Fam.blad 1887, 50 v.v.
Boldingh