Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1284]
| |
Nicolaes (I kol. 665). Hij was sedert 1653 een zeer geacht chirurg, die herhaaldelijk overman en deken van het chirurgijnsgild te Amsterdam geweest en in die functies vooraanstond om ingeslopen misbruiken en verzuimen, zoo noodig met straffen, tegen te gaan. Hij had een zeer uitgebreide en aanzienlijke praktijk, overal in moeielijke gevallen werd hij in consult geroepen, zooals blijkt uit de verhalen van Ruysch en anderen, door wie hij tot het jaar 1700 herhaaldelijk als een gelukkig en bekwaam chirurg geroemd werd. Zelfs werd hij nog op zijn ouden dag, in 1698, door den koning van Denemarken, Christiaan V, in consult geroepen, wien hij het echter met het aanleggen en voorschrijven van een keurslijf niet naar den zin scheen te kunnen maken, zoodat hij 3 Sept. besloot zijn ontslag te nemen en naar Holland terug te keeren. Hij heeft zich ook op letterkundig gebied verdienstelijk gemaakt. Op aandringen van zijn vrienden, vooral van Nuck, den vermaarden leidschen professor, heeft hij eenige observaties van zijn pleegvader voor een nieuwe uitgave van het Armamentarium van Scultetus bewerkt en uitgegeven. En verder heeft hij als een goed onderlegd chirurg, die zijn klassieke talen kende, geschreven: Dissertatio epistolica de nova artuum decurtandorum ratione (1626), waarin hij de meening voorstond, om den amputatie-stomp met een dikken, spierrijken lap te bedekken. Hij vond nogal bestrijding op dit punt en schijnt ook zelf later van opinie veranderd te zijn. Zie: J. Banga, Geschiedenis van de Geneeskunde 526, 544 vlg.; Daniels in Lexicon d. hervorr. Aerzte, i.v.; E. Ingerslev, Ueber den Besuch Heinrich van Deventers in Kopenhagen in Zeitschr. für Geburtshülfe und Gynaekologie LXIII, 592. A. Geyl |
|