Met het sluiten van het Bestand waren de koloniale plannen van U. voorloopig van de baan, maar hij vond een anderen weg om zijn kolonisatie-plannen te verwezenlijken. De Beemster werd ingedijkt en U. verwierf, in 1612, 526 morgen van den grond. Usselincx ging nu in de Beemster wonen, kocht veel vee, liet huizen en schuren bouwen en begon te koloniseeren. Voorloopig met weinig succes en daar hij blijkbaar als financier niet uitmuntte, heeft hij bij deze zaak niet alleen zijn groot vermogen verloren, maar welhaast had hij groote schulden voor zijn rekening, zoodat hij failliet verklaard werd. Voor een deel was de oorzaak gelegen in het feit, dat U. steeds met zijn West-Indische plannen vervuld was en de Beemster verwaarloosde en soms voor geruimen tijd afwezig was. Intusschen diende hij memories en plannen in om te komen tot verwezenlijking zijner idealen. Gesteund door Oldenbarnevelt waren de Staten van Holland niet gezind op U.'s plannen in te gaan. Wel schenen de Staten-Generaal, d.w.z. Zeeland, Friesland en Groningen, U.'s denkbeeld niet ongezind, maar Holland's tegenstand hield de verwezenlijking tegen. Niet gunstig voor U. in deze jaren werkte de bijzonderheid dat hij door zijn steil en onverdraagzaam Calvinisme velen van zich vervreemdde. Na den val van Oldenbarnevelt veranderden de uitzichten voor de oprichting eener West-Indische Compagnie. Werkelijk werd 3 Juni 1621 het octrooi aangenomen, maar de denkbeelden van U. werden daarbij ter zijde geschoven, ofschoon zeer zeker het door U. ontworpen octrooi het in voortreffelijkheid van het aangenomene won. Hij wilde het staatsgezag handhaven in de te stichten koloniën en de macht van baatzuchtige handelscompagniën inbinden. De oorlogzuchtige stemming, de lust om veroveringen te maken en buit te
behalen won het echter van U.'s ijveren voor vreedzame kolonisatie. Toch ging het met de West-Indische Compagnie niet zeer voorspoedig; de noodige fondsen waren niet zoo spoedig bijeen te brengen. Met U. is er toen nog onderhandeld, maar daar men niet te vinden was voor door hem voorgeslagen wijzigingen in het octrooi, besloot hij, ofschoon hem een jaargeld van ƒ 4000 geboden werd, indien hij voor de bestaande Compagnie wilde werken, elders heul te zoeken. Op het laatst van 1623 verliet hij ons land en trok naar Zweden, waar hij in aanraking kwam met Gustaaf Adolf, en daar deze een open oog had voor U.'s kolonisatie-plannen, nam hij hem in zijn dienst. Jaren lang is Usselincx toen werkzaam geweest om een groote compagnie naar zijne denkbeelden op te richten. Maar in Zweden waren de daartoe benoodigde sommen niet te vinden, evenmin als destijds in Duitschland. Wel stegen de inschrijvingen tot 600.000 daalders, maar U. had millioenen noodig. Uit dezen tijd dagteekent zijn vlugschrift: Octroy ofte Privilegie, soo by .... Gustaeff Adolph .... aen de nieuw opgerichte Zuyder Compagnie in .... Sweden onlangs .... verleend is. Mitsgaders een naerder Bericht over tselve Octroy. ('s Grav. 1627, i. 4o. Pamfl. Kn. no. 3735). Het octrooi is in verschillende talen vertaald.
In 1629 was U. weder in den Haag, voorzien van aanbevelingsbrieven van Gustaaf Adolf aan Frederik Hendrik. Op zijn terugreis naar Zweden viel hij in handen van spaansche kapers. Weinig scheelde het, of hij was op de pijnbank gelegd; hij werd echter te Wismar gevangen gezet en later door Wallenstein bevrijd. In de Republiek teruggekeerd begon U. weder voorstellen te doen aan de regeering, maar noch de Staten-Generaal, noch de bewindhebbers der W.I. Compagnie waren voor zijn plannen te vinden. In 1630 haalde hij zich