[Torck, Godert, Gaert Tork, Turk]
TORCK (Godert, Gaert) (Tork, Turk), derde kind van Lubbert T., heer van Bruggen, en Hadewich van Summeren, overl. 7 Juni 1507, kastelein van Buren, drost van Goch, wordt reeds genoemd in een verdrag van 1480, waarbij de steden Harderwijk, Elburg en Hattem zich onderwerpen aan aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk. Verder als een der scheidsrechters bij de bijlegging van het geschil tusschen hertog Karel van Gelre en zijne neven van Egmond (23 April 1494); ook in hunne overeenkomst betreffende slot, stad en land van Buren (24 April) en in een verdrag van nog een dag later tusschen hen. Dan nog in eene volmacht, o.a. hem verstrekt door hertog Johan van Kleef, om met Albrecht van Saksen en Filips van Nassau te handelen over bijstand aan den Roomsch-Koning te verleenen tegen Gelre (30 April 1498).
Grootendeels in dienst van den hertog van Kleef, wiens raad hij was, diende hij een tijdlang ook Frederik van Egmond als overste van een regiment knechten en Willem van Egmond, bij wien hij stalmeester was. Van 1499-1502 was hij hofmaarschalk van het hertogdom Kleef. Vijf jaar later sneuvelde hij, die ook nog kolonel is geweest van Frederik, hertog van Beieren in den slag bij Middelaar tegen de Gelderschen (7 Juni 1507). Te St. Aachten bij Cuijk is hij begraven.
In 1493 gehuwd met de drie jaar later overleden Margaretha van Egmond, weduwe van Johan van Merode, dochter van Willem (5) van Egmond en van Walburga van Meurs (kol. 342) en daarna hertrouwd met Margaretha's kamenier, liet hij 3 kinderen na, n.l. Lubbert en Willem, die volgen, en Margaretha, die te Goch woonde (deze laatste wordt echter niet overal opgegeven).
Zie: Nijhoff, Gedenkwaardigheden V en VI; Jaarb. v.d. Ned. Adel IV (1891) 257 vlg. Verder: Geld. Volksalm. 1871, 104; 1879, 12 en vooral nog: H.M. Werner, de Parck in: Geld. Volksalm. 1882, 52; M.J. Janssen, Grafzerken in de kloosterkerk te St. Agatha bij Cuyk in: Publications etc. de Limbourg XVI (1900) 132 vlg.
Kooperberg