verzoek tot de classes moest wenden. Vermoedelijk heeft hij toen niet zooveel voorspoed gehad als op zijn eerste reis.
Dat hij een man van beteekenis was, blijkt ook uit een brief (31 Maart 1581), dien hij ontving van Ds. Menso Alting te Emden, den godgeleerden raadsman en vriend van den stadhouder Willem Lodewijk: Swalue, die veel op het land verkeerde, moest mede helpen bevorderen, dat de predikanten grondig studeerden.
Swalue was een voorstander van de Unie van Utrecht. Hij was in 1589 en 1592, niet meer in 1595, secretaris van Leeuwarden. Hij woonde waarschijnlijk als ouderling de particuliere synode bij te Franeker 6-9 Mei 1583 en de synode te Harlingen 5 Mei 1584.
Zie: J. Reitsma, Oostergo. Register van Geestel. Opkomsten (Leeuw. 1888), 14, 265 v.v.; J. Reitsma, Honderd jaren uit de Geschiedenis der Hervorming en der Herv. Kerk in Friesland (Leeuw. 1876) 205, 206, 215, 217, 233, 254; Reitsma en van Veen, Acta der Prov. Part. synoden, VI, 4, 12; Charterboek v. Friesl. IV, 42; Gabbema, Epist. cent. tres, 702-706; Oork. St. Anth. Gasth. I, 901, 928, 939, 971; Winsemius, Chron. 688; Ypey en Dermout, Gesch. der Ned. Herv. Kerk, II, 27, 28.
Wumkes