[Sterk, Jacob Willem Elink]
STERK (Jacob Willem Elink), rector van het gymnasium te Arnhem, waar hij 20 Dec. 1856 overleed. Hij was geb. te Amsterdam, 7 Mrt. 1806, uit het huwelijk van Augustus Elink Sterk en Anna Wilhelmina Holsteyn, en ontving zijn opleiding meerendeels te 's Gravenhage, waarheen zijn ouders in 1814 verhuisd waren. Hij bezocht hier het gymnasium, destijds onder leiding van den rector Kappeyne van de Coppello, en werd in 1824 tot student bevorderd. Reeds vier jaar later promoveerde hij tot Dr. in de letteren, op een diss. de Labdacidarum familia. In 1829 werd Elink Sterk tot praeceptor aan de latijnsche school te Middelburg benoemd, wees in 1831 een benoeming tot professor in de oude letteren te Kaapstad van de hand, doch nam in 1833 het rectoraat te Gorinchem aan, dat hij negen jaar later verwisselde met dat te Arnhem. Behalve degelijk geleerde en voortreffelijk onderwijzer was deze rector ook een verdienstelijk beoefenaar van schilderkunst en muziek. Hij was gehuwd, sedert 1837, met W.B. Cappelhoff, die hem een drietal kinderen schonk, waarvan er echter geen de ouders overleefde.
Behalve zijn genoemde dissertatie schreef Elink Sterk: Over den schrik en het medelijden in het Grieksche treurspel (1838); Gesprek met de recensenten (over dat boek) in hetzelfde jaar; Prolusio scholastica habita d. VI Oct. 1835, onder het motto: Doctrina sed vim promovet insitam (in Symb. Litt. van 1835); De gymnasiis pretio aestimandis (ibid. 1839); Grammatica Zetemata (ibid. 1845) en de Perapleromaticis (ib. 1846); voorts een Feestrede bij de viering van het 13-jarig bestaan van het muziekgenootschap te Gorinchem op 6 Mei 1841; Proeve eener geschiedenis der armenbewaarscholen (1849), benevens een Ontwerp van wet voor het lager onderwijs (1849). Voor de Maatsch. der Ned. Letterk. schreef hij een Levensbericht van zijn zwager A. Boxman (1856).
Zijn eigen leven werd beschreven door P.H. Tydeman in Levensber. Letterk. 1857, 47. Zie ook Nagtglas, Levensber. van Zeeuwen II, 703.
Zuidema