schillende akten van bekwaamheid, het laatst die van den 2den onderwijzersrang, hem uitgereikt door de Commissie van onderwijs voor het departement der Zuiderzee (1811). Als kostschoolhouder te Baarn, genoot hij de liefde en achting van aanzienlijke familiën, die hem hunne kinderen toevertrouwden. Schreuder kwam hier o.a. in aanraking met den staatsman Johan Melchior Kemper, die hem in 1815 opdroeg, middelen te beramen voor de invoering van een verbeterd onderwijs in de zuidelijke provinciën. Het volgend jaar werden bij Kon. besluit van 31 Mei twee rijkskweekscholen ter opleiding van bekwame onderwijzers bij het L.O. opgericht: een te Haarlem en een te Lier. Van de eerste werd P.J. Prinsen, (II kol. 1133) van de laatste Schreuder tot directeur benoemd (1817). Het onderwijs verkeerde in die dagen, vooral in de zuidelijke Nederlanden, in een slechten toestand en het is de roem van Schreuder, hierin verbetering te hebben gebracht. In 1821 werd hij benoemd tot schoolopziener in het 5de district der prov. Antwerpen, waartoe ook Lier behoorde. Toen er weldra tevens een latijnsche school in deze stad werd opgericht, zag Schreuder zich tot medebestuurder daarvan benoemd. Veel heeft hij, in vereeniging met H. Wijnbeek en A. van den Ende, hoofdpersonen bij de hervorming van het onderwijs dier dagen, voor de invoering van een verbeterd schoolwezen in de zuidelijke provinciën gedaan, niet alleen wat het lager-,
maar ook wat het middelbaar en hooger onderwijs betreft. Door eigen studie had S. zich ook kennis van Latijn en Grieksch verworven. In tal van commissiën werd de bekwame man tot medelid gekozen.
Bij de omwenteling van 1830 verliet Schreuder België en keerde naar Noord-Nederland terug, waar hij eerst in den Haag, later in Gouda gevestigd was. Eenige jaren bekleedde hij hier het ambt van schoolopziener in het 3de district van Zuid-Holland. In 1837 werd hij door de nederl. regeering belast met de verbetering en regeling van het schoolwezen in de prov. Limburg, met den titel van ‘adviseur in zaken van het onderwijs’. 12 jaren heeft hij die betrekking bekleed en veel werd er in dien tijd tot verbetering niet alleen van de lagere scholen, maar ook van de gymnasiën en zoogenaamde collegiën gedaan. In 1849 werd de betrekking opgeheven en S. op wachtgeld gesteld. Bij de invoering der nieuwe wet op 't L.O. in 1857 werd de 70-jarige tot provinciaal inspecteur hiervan in Limburg benoemd en een vijftal jaren heeft hij toen deze betrekking nog met lust en ijver waargenomen.
Schreuder was lid van de Maatsch. der Ned. Letterk. en van versch. andere geleerde of letterlievende genootschappen. Tot 1858 was hij mederedacteur van de Nieuwe Bijdragen ter bevordering van Opvoeding en Onderwijs, waarin tal van opstellen van zijn hand voorkomen. Boeken heeft hij niet geschreven. Hij was gehuwd, te Lier, met Theresia Ernestina Charlotta Emilia Bergman, dochter van den ontvanger der in- en uitgaande rechten aldaar, die hem in 1843 door den dood ontviel.
Zijn portret bestaat in lithographie, met facsimile, naar en door Hub. Meyer.
Zie: Levensber. Letterk. 1863, 266, en Ned. Spect. 1862, 313.
Zuidema