[Schonaeus, Cornelis]
SCHONAEUS (Cornelis), ook Schoon en de Schoone geheeten, rector der latijnsche scholen te Haarlem, waar hij 23 Nov. 1611 overleed. In 1541 te Gouda uit een aanzienlijk geslacht geboren, ontving hij hier zijn eerste opleiding en voltooide deze aan de universiteit te Leuven. Omstreeks 1569 werd hij aan de haarlemsche scholen verbonden, als ‘ludi magister’, terwijl in 1575 de stadsregeering hem tot gymnasiarch of rector van de ‘groote schole’ aldaar benoemde, als opvolger van Mr. Corn. Jacobs. In 1580 was Schonaeus lid eener commissie, door prins Willem I benoemd, om het gymnasiaal onderwijs in Holland en Zeeland te regelen. Hij bekleedde zijn ambt met grooten lof en gedurende zijn 35-jarig rectoraat kwam zijn school tot grooten bloei. In de laatste jaren ondervond hij tegenwerking van kerkelijke zijde, wat zijn gezondheid schokte. In 1610 emeritus verklaard, werd hij als rector opgevolgd door zijn vroegeren leerling Mr. Theod. Schrevelius, en overleed het volgend jaar op ruim 70-jarigen ouderdom. Hij was de laatste katholieke rector der latijnsche scholen van de Spaarnestad. Algemeen was de lof, Schonaeus toegekend. In alle kringen had hij zich zoowel om zijn geleerdheid en bekwaamheid als om zijn beminnelijk karakter vrienden verworven. De oude letteren en wijsbegeerte vonden in hem een degelijk beoefenaar.
Behalve een Grammatica Latinae linguae, omstr. 1580 uitgegeven, vervaardigde Schonaeus een aantal latijnsche gedichten en inzonderheid ‘dramata scholastica’. Als de voornaamste dezer schooldrama's noemen wij: Tobaeus (of Tobias, een onderwerp uit de Apocriefe boeken), Nehemias (de verwoesting en wederopbouwing van Jerusalem) en Saulus eonversus ('t verhaal van diens vervolging en bekeering), alle omstr. 1570 verschenen en met de Naäman (een bijbelverhaal uit 2 Kon. V), de Josephus (geschiedenis van Jozef), de Susanna (een onschuldig belasterde vrouw), de Daniël en de Triumphus Christi tot de zoogenaamde ‘Comoediae sacrae’ behoorende. Van geheel anderen aard zijn de ‘fabulae ludicrae’, d.i. kluchten en boerden, waartoe o.a. de Cunae (de wieg), de Vitulus (het kalf) en de Dyscoli (de onwillige knapen) behooren.
Daar Schonaeus bij de samenstelling zijner drama's zich vooral Terentius tot voorbeeld stelde, maar bij voorkeur zijn onderwerpen uit de gewijde geschiedenis koos, heeft men hem den naam van Terentius Christianus toegekend, waartegen de bescheiden dichter zelf echter verzet aanteekende. Nochtans achtte hij den invloed der blijspelen van Terentius en Plautus, de meest geliefde schooldichters der 15de en 16de eeuw, verderfelijk voor de jeugd en daarom koos hij voor zijn drama's bijbelsche stof, die hij dan naar classiek model verwerkte. Zijn stukken maakten grooten opgang, enkele ervan werden bij herhaling herdrukt en in 't Nederlandsch en Duitsch vertaald.
S. was gehuwd en in 't bezit van kinderen.
Zie: Saxe, Onom. III, 462; Hoefft, Parn. Lat. Belg. 62; Peerlkamp, de Poëtis Lat. Neerl. 226; van der Schaaff, Levensschet-