afkeuring te kennen gegeven over de liefhebberij van Hein in verzen en romans.
Bij den dood des vaders in 1842 trok het gezin, onbemiddeld, naar Amsterdam, waar de 19 jarige Hendrik Jan als klerk op het Agentschap der Nederl. Bank geplaatst werd, terwijl hij zeven jaar later een betrekking bij de Nederl. Handelmaatschappij ontving, die hij in 1863 verwisselde met het directeurschap der Amsterdamsche Credietvereeniging. Deze laatste betrekking heeft Schimmel waargenomen tot 1878, toen hij zich metterwoon naar Bussum begaf, om zich hier, op de door hem gestichte villa ‘Anna's Hoeve’ (zoo geheeten naar zijn eerste vrouw), uitsluitend aan de studie van de nederlandsche letteren en het ned. tooneel te wijden. Inmiddels had hij op de genoemde kantoren te Amsterdam, onder hard werken voor eigen onderhoud en voor dat van zijn moeder en zijn zusters (tot 1863), een bijzondere voorliefde voor de studie van letteren en kunst aan den dag gelegd, zelfs gevierde drama's en andere letterproducten het licht doen zien, wat hem in aanraking had gebracht met mannen als van Lennep en Potgieter. Laatstgenoemde leidde hem in 1851 in de redactie van de Gids binnen. Drie jaar later werd hij ook mederedacteur van het letterkundig tijdschrift Nederland.
In 1865, twee jaar na den dood van zijn moeder en zijn zusters, trad Schimmel in het huwelijk met Anna Maria Kalff (gestorven 1872), uit welk huwelijk één zoon geboren werd. Twee jaar later hertrouwde hij met een zuster van zijn eerste vrouw.
Altijd met lust en ijver voor de belangen van het ned. tooneel bezield, bracht Schimmel, in samenwerking met anderen, eerst de vereeniging ‘het Tooneelverbond’ tot stand (1872); daarna ‘de Tooneelschool’ en ‘het Nederl. Tooneel’ (1879).
Van zijn zeer talrijke geschriften, meerendeels historische romans en daarnaar bewerkte tooneelspelen, vermelden wij slechts de volgende: Twee Tudors, drama in 5 bedrijven (1847); Joan Wouters, id. id. (1847); Gondebald, dramat. gedicht (1848); Giovanni di Procida, drama in 5 bedrijven (1849); Oranje en Nederland, dram. tafereel in één bedrijf (1849); Napoleon Bonaparte, eerste Consul, drama in 5 bedr. (1851); Schuld en Boete, id. id. (1852); Bonaparte en zijn tijd, roman (1853); Sproken en vertellingen (1855); De eerste dag eens nieuwen levens, roman in 2 dln. (1855); Een Haagsche Joffer, hist. schets uit de 17de eeuw, 2 dln. (1856); Het kind van Staat, dram. tafereel in 3 afd. (1859); Mary Hollis, roman in 2 dln. (1860); Leidens ontzet; Gedichten voor mannenstemmen, met begeleiding van orkest (1862); Mylady Carlisle, roman in 2 dln. (1864); Struensee, drama in 5 bedrijven (1868), geroemd als Schimmels beste tooneelstuk; Het gezin van Baas van Ommeren, roman in 2 dln. (1870); Herfstloover. Gedichten (1871); Aan mijn vaderland, id. (1872); Sinjeur Semeyns, roman in 3 dln. (1875); Thorbecke-Cantate, lyrisch gedicht bij de onthulling van het standbeeld voor Thorb. (1876); Juffrouw Bos, drama in 5 bedr. (1878); De kat van den Tower, id. id. (1880); Verzoend (1882); De vooravond der Revolutie (1886); De Kapitein van de Lijfgarde (1888), met ‘Sinjeur Semeyns’ S.'s beste hist. roman; Innerlijk leven, een bundel poezie (1889); In de Directiekamer, dram. schets in één
bedrijf, geschreven bij de inwijding van den nieuwen amsterdamschen schouwburg (1894); Jan Willem's levensboek (1896), ten deele een autobiographie van den schrijver, en Het zondekind (1898). Nagenoeg