maal en wel met Johanna Clasina de Coningh, welke hem overleefde. 6 Juli 1812 werd hij bij besluit van den Grand-maître de l'Université impériale benoemd tot gewoon hoogleeraar in de anatomie en 13 Juli tot membre du Jury médical du departement des bouches de la Meuse. 16 Oct. 1815 bevestigde koning Willem I hem in zijn hoogleeraarsambt. Als lid van de Provinciale Commissie van geneeskundig toevoorzicht en onderzoek te 's Gravenhage was hij vele jaren werkzaam en ook werd hij in verschillende geleerde genootschappen waaronder ook buitenlandsche als lid opgenomen.
Bij het 250-jarig bestaan van de leidsche hoogeschool hield hij, 8 Febr. 1825, eene feestrede: de Prosperis et adversis, quae huic Academiae post celebratum diem natalis ducentesimum evenerunt, (Annal. L.B. 1824/25). 8 Febr. 1826, aftredende als rector magnificus hield hij eene lofrede op Brugmans, getiteld, de Sebaldo Justino Brugmansio, praeclaro naturae interprete, welke echter niet in druk is verschenen. Aan zijnen vader heeft Sandifort zijne ontwikkeling als anatoom te danken gehad en als hoogleeraar heeft hij in hooge mate bijgedragen tot den goeden naam, dien het onderwijs in de anatomie aan de leidsche academie ook in het buitenland genoot. Zijne uitgebreide kennis en de uitstekende wijze, waarop hij zijn onderwijs gaf, maakte, dat hij door zijne leerlingen in hooge mate gewaardeerd werd. Aan de zorgvuldige bewerking van zijn voornaamste werk op wetenschappelijk gebied, de Tabulae anatomicae, waarvoor hij de platen zelf teekende, heeft hij den lof te danken, dien Cruveilhier hem in de voorrede van zijne Anatomie pathologique du corps humain (Paris 1833) brengt met de woorden: ‘J'ai pour devanciers et modèles une foule d'auteurs recommandables. Au premier rang se place Sandifort, dont les belles planches en apprennent plus en quelques heures que des volumes de description et qu'on peut considérer comme le père de l'Iconographie pathologique.’ Welk oordeel geheel overeenkomt met dat van een ander tijdgenoot, die in de Alg. Kunst en Letterbode van April 1840, 279, bij de beoordeeling van een werk van Blumenbach, er op wijst, hoe de verhandelingen van Sandifort in verschillende opzichten uitmunten boven het zooevengenoemde en zoowel voor den anatoom als voor den
geneesheer bijzondere waarde bezitten.
Behalve de reeds bovengenoemde Tabulae anatomicae, situm viscerum thoracicorum et abdominalium, ab utroque latere, ut et a posteriore parte, depingentes. Praecedit observatio de aneurysmate iliacae internae cet. (L.B. 1801-4), zijn de volgende verhandelingen van hem bekend. In handschrift: Dictata in methodum secandi (1799-1801); Elenchus plantarum, quae in horto Lug.-Bat. coluntur (L.B. 1822); Ontleedk. beschrijving en aanmerkingen over twee hoofdelooze misgeboorten in Verhand. der eerste klasse v.h. Kon. Nederl. Inst. van K. en W. te Amst. V 151; Ontleedk. beschr. van twee hersenlooze misgeboorten, Ibid. VI, 251; Ontleding der spieren van de onderkaak by een Felis pardus, Ibid. VII, 261; Aanmerkingen omtrent de breuk van den hals van het dijbeen in Nieuwe Verhand. enz. I, 153 (Vertaald in Magazin der ausl. Literatur der ges. Heilk. etc. XVI, 292); Over de vorming en ontwikkeling der horens van zoogende dieren in het algemeen en van die der hertenbeesten in het bijzonder, Ibid. II, 67; Bijdragen tot de ontleedk. kennis der walvisschen (cetacea) III, 223; Beschr. v. een olifant, welks gedaante van den gewonen afwijkt, Ibid.