[Sanders, Antoine Jacob Willem Farncombe]
SANDERS (Antoine Jacob Willem Farncombe), inspecteur van het lager onderwijs in de prov. Utrecht en lid der Tweede kamer Stat.-Gen., was geb. 21 Juli 1833 te Medemblik en overl. 7 Sept. 1896 te 's Gravenhage. Zijn ouders waren Samuel F.S., leeraar a.d. Kon. Milit. Acad. te Breda, en jkvr. Wilhelmina Aletta Coenradina van Boetzelaer. Zijn jeugd bracht hij meerendeels in Engeland door, wat zijn voorliefde voor engelsche instellingen en gebruiken verklaart, die hem heel zijn leven is bijgebleven. Na te Utrecht en elders in de rechten gestudeerd te hebben (1850-55), vestigde hij zich in Utrecht metterwoon en liet zich inschrijven als advocaat, zoowel bij het Hoog Militair- als bij het Provinciaal Gerechtshof alhier. Inmiddels trad Mr. Farncombe Sanders in het huwelijk (1855) met Benjamina Anna Frederica Alexandrina barones van Goltstein (geb. 17 Sept. 1826 te Utrecht en overl. 21 Febr. 1868 ald.). Bij de invoering der wet op 't L.O. van 1857 werd hij het volgend jaar tot provinciaal inspecteur in Utrecht benoemd, wat hij gebleven is tot 1869, toen hij in dat ambt werd opgevolgd door Lodewijk Mulder. Het volgend jaar verliet hij Utrecht, waar hij inmiddels van 1861 af een zeer werkzaam lid van den Gemeenteraad was geweest. Later heeft hij er zich andermaal gevestigd, doch slechts voor kort; in Jan. 1880 verhuisde hij naar den Haag. In 1886 werd Farncombe Sanders door 't kiesdistrict Haarlem tot lid der Tweede Kamer gekozen, waarin hij plaats nam onder de liberale partij en zitting heeft gehouden, bijna onafgebroken, tot zijn dood. In zijn parlementaire adviezen openbaarde hij vaak uitgebreide zakenkennis, met name ook van engelsche constitutioneele toestanden. In zake internationaal recht, scheepvaart, kiesrecht enz. gaf
hij van alle zijden zeer gewaardeerde beschouwingen ten beste, die dikwijls met geestige opmerkingen en anecdoten gekruid waren. In 1883 was hij lid der staatscommissie tot onderzoek naar de gewenschte grondwetsherziening.
Van Sanders' geschriften noemen wij: Eenige bedenkingen tegen het rapport omtrent de schoolpligtigheid, uitgebragt namens eene commissie uit de Maatsch. tot Nut van 't Alg. enz. (1863); Een paar opmerkingen over de Adressen der Roomsch-Katholieken en de Pauselijke onfeilbaarheid (1871); De Paus en de Staat (Antwoord aan den heer Heynen) (1873); School, godsdienst en gezond verstand. Bijdragen tot schoolwetherziening (1876); Effectenbelasting. Bedenkingen tegen het aanhangig wetsontwerp (1879); Het Fransche handelstractaat en de steenkolen (1882); Het kiesrecht en het voorstel-van Houten (1884); De Troonopvolging (1884); Rechtsgeleerd advies in zake het kerkelijk conflict te Amsterdam (1886); Grondwetsherziening, kiesrecht en onderwijs. Toespraak tot de kiezers in het kiesdistrict Haarlem (1887), en Troonopvolging. Aanmerkingen op het ongevraagd advies van W. baron van Goltstein (1887).