Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1080]
| |
nieuwe theologische en godsdienstige opvattingen waren toegedaan: Cornelis Hoen, Frederik Hondebeke (Canirivus) e.a.; Jan de Bakker, de woerdensche priester, was zijn leerling geweest. In opdracht van Hoen, die bij de bereddering van de nalatenschap van Johannes Hoek, deken en pastoor te Naaldwijk, geschriften van Wessel Gansfort had gevonden, is Rode in 1521 naar Luther te Wittenberg gereisd, om ze aan diens oordeel te onderwerpen. Wessel's opvattingen toch van het Avondmaal weken in spiritueelen zin van die van Luther af; nog meer was dit het geval met eene verhandeling over het Avondmaal van Hoen zelf, welke eveneens aan Luther werd voorgelegd. Luther's belangstelling voor Wessel's arbeid was groot; hij schreef er eene voorrede bij. In 1521 werd de eerste, zwolsche editie van Wessel's Farrago door Rode bezorgd. Kort daarna werd hij wegens Lutheranisme als rector ontslagen; hij ging naar Bazel (misschien eerst wederom naar Wittenberg), en ontmoette daar Oecolampadius. In dezen vond hij eindelijk een warm voorstander van Hoen's Avondmaalsleer; hij bracht hem in 1523 te Zürich in aanraking met Zwingli, door wiens toedoen in 1525 Hoen's verhandeling anoniem in druk verscheen. In het volgende jaar trad Zwingli openlijk op als voorstander der Avondmaalsleer, welke sedert de zwitsersche heet, maar eigenlijk van nederlandschen oorsprong is. In 1524 was Rode in Straatsburg bij Bucer, in 1525 te Deventer, waar hij omging met den rector Ostendorp. In 1527 moest hij de vlucht nemen; hij vond een schuilplaats te Norden en trad daar op als ‘evangelisch’ predikant. Ook hier vond hij geen rust; het optreden der door graaf Enno van Oost-Friesland begunstigde luthersche ijveraars had, omstreeks het begin van 1530, de afzetting van Rode en vier andere ‘zwingliaansche’ predikanten ten gevolge. Sedert valt zijn spoor niet met zekerheid te volgen. Geschriften van Rode zijn niet bekend. Zie: O. Clemen, H.R. in Wittenberg, Basel, Zürich, in Zschr. f. Kirchengesch. XVIII (1897), 346-371; Kist, De Nederl. oorspr. d. Zw. Avondmaalsl., in Archief v. Kerk. Gesch. XIII (1842), 114-119; XIV (1843), 385-402; de Hoop Scheffer, Kerkhervorming tot. 1531 (A'dam 1873), pass.; Lindeboom, Bijbelsch humanisme (Leid. 1913), 159-163, waar verdere literatuur-opgave voorkomt; Reitsma, Gesch. v.d. Herv. e.d. Herv. Kerk (Utrecht 1913), 166-170; F. Ritter, Henricus Ubbius' Beschreib. v.O. Fr., in Jahrb. d. Gesellsch. f. bild. Kunst u. vaterl. Altertümer zu Emden XVIII (1913), 132 fg. Lindeboom |
|