het stichtingswerk in Zuid-Afrika op uitstekende wijze uit en was er kommandeur tot 1662. Tuinbouw, landbouw, wijnbouw, veeteelt, handel, allerlei bedrijven en het begin van een landbouwkolonie kunnen er op J.v.R. worden teruggevoerd. Land- en zeetochten werden gedaan tot uitbreiding van de aardrijkskundige kennis.
Te Batavia kreeg hij zitting in den Raad van Justitie en spoedig daarop het ambt van kommandeur en president van Malacca, dat hij bekleedde tot 1665. In November 1664 was zijn vrouw er gestorven. Toen wilde hij, daar hij voor zich te Malacca en in dienst van de Compagnie geen vooruitzichten meende te hebben, naar het vaderland terugkeeren. In November 1665 kwam hij met zijn vier dochtertjes te Batavia, waar hij moest wachten op de retourvloot van 1666. Intusschen kwam de post van secretaris van Gouverneur-Generaal en Raden open en J.v.R. werd als zoodanig benoemd. Uit den aard van zijn werkkring is er over die indische jaren van hem weinig te vermelden.
Hij hertrouwde met Maria Isaacsdr. Scipio, wier vader Ds. Isaac Scipio was. Zij was weduwe van den onderkoopman Reijnier Porre en van koopman Jacob Gruys. Bij haar had J.v.R. een zoon, Jan, die in 1703 stierf als koopman en grootwinkelier.
18 Januari 1677 stierf J.v.R. na vijf maanden bedlegerig te zijn geweest; den volgenden dag werd hij plechtig begraven in de Groote Kerk te Batavia.
Het karakter van J.v.R. is door G. Mc. Call Theal misteekend in diens History of South-Africa, waar hij als driftig, heerschzuchtig en met den bijnaam ‘Luttel Bogh’ wordt aangeduid. J.v.R. was zacht van karakter, welwillend, meelijdend, flink waar het noodig was, dapper en ondernemend. Hij had groote eerzucht en zijn leven is vergald door de teleurstelling, dat hij gepasseerd is voor de waardigheid van extraordinaris raad van Indië, daar andere candidaten meer protectie hadden.
Te onrechte werd een portret in het Rijksmuseum te Amsterdam als dat van J.v.R. beschouwd. Wel bevindt zich aldaar een ander van hem, op ongeveer 50-jarigen leeftijd, door D. Craey, 1656.
Zie: G. Mc. Call Theal, History of South-Africa. (London 1888, 1897, 1909); Henri Dehérain, Le Cap de Bonne Espérance au XVIIe siècle (Paris 1909); E.C. Godée Molsbergen, De Stichter van Hollands Zuid-Afrika, Jan van Riebeeck. (Amst. 1912); E.C. Godée Molsbergen en Joh. Visscher, Geschiedenis van Zuid- Afrika in beeld. (Amst. 1913).
Godée Molsbergen