maar die in dien tijd zich niet meer heel druk maak te en in zijn prov. niet meer invloed had dan noodzakelijk voortvloeide uit zijn waardigheid van voorzitter der ridderschap. Hoewel hij een juist oordeel had en meer kennis dan de meeste andere leden, ontbrak hem de kracht om openlijk zijn gevoelen te doen zegevieren. Hoewel hij de kunst verstond zijn ware gevoelens te verbergen onder een schijn van groote openhartigheid, geloofde de Fénelon toch, dat hij in het algemeen Frankrijk goed gezind was en een beslist tegenstander van het herstel van het stadhouderschap.
Te 's Gravenhage bezat hij het huis op den Korten Vijverberg, hoek Doelenstraatje, waar later het Bureau van Eeredienst was gevestigd. Deze woning, in 1635 gebouwd door Gerrit Maes, was zeer groot en werd in 1732 van den heer van Renswoude gekocht door de stad Haarlem tot een logement der gedeputeerden van die stad.
F.A.v. Reede huwde te Delft 24 Juni 1685 met Maria Duyst van Voorhout, vrouwe van Moerkerken (voor 6/10) en in Middelharnis, na den dood van haar man ook van Renswoude. Zij was te Delft geboren 22 Januari 1662 en overleed zonder kinderen na te laten, te Utrecht 26 April 1754 als dochter van Mr. Hendrik D.v.V. en van Cornelia Doublet.
Maria, die eerst gehuwd was geweest met Mr. Dirk van Hoogeveen, veertigraad van Leiden, overl. 17 Juli 1683, had alleen bij haar tweeden man een kind, Johanna Maria, dat 24 Febr. 1686 in den Dom werd gedoopt, doch reeds 19 April 1687 te Delft begraven werd. Maria D.v.V. was in 1705 lid van een damesvereeniging te 's Gravenhage, geheeten ‘De Haegsche Society’. Zij (of haar man) ‘heult’ in 1727 met de Jansenisten (zie: Temoignages en faveur des Jansenistes. pag. 268) en komt in 1749 voor onder de vijf destijds rechthebbenden tot de hooge heerlijkheid Middelharnis. In datzelfde jaar maakte zij haar testament; zij benoemde daarin tot haar erfgenamen, elk voor ⅓, het stadskinderhuis te Utrecht, het weeshuis te Delft en het burgerweeshuis te 's Gravenhage met de bepaling dat het inkomen daarvan moest dienen om eenige der bekwaamste jongelieden uit die gestichten tot de beoefening der nuttigste kunsten en wetenschappen op te leiden. De tiërceering onder Napoleon vernietigde echter grootendeels de bedoelingen der Vrouwe van Renswoude; wegens de groote vermindering der inkomsten werden de fundatiën te Delft en 's Gravenhage opgeheven, doch die te Utrecht is tot op den tegenwoordigen tijd blijven bestaan. Zij vermaakte haar aandeel in de heerlijkheid Moerkerken aan haar neef François Doublet en de heerl. Renswoude aan de familie Taets van Amerongen.
Haar zestien kwartieren bevinden zich op de omlijsting van den schoorsteen in het Fundatiehuis te Utrecht. Ook de beide portretten van haar en haar man zijn daar aanwezig. Behalve op een paar gravures komt haar portret ook voor op een penning, geslagen ter gelegenheid van het eerste eeuwfeest der fundatie, gevierd 23 Mei 1856.
Een bundel brieven van F.A. van Reede, uit de jaren 1704-1712, berust op de univ. bibl. te Utrecht.
Zie: Bussemaker, De Triple Alliantie van 1717 in Nijhoff's Bijdragen 4e R. II; Een memorie over de Republiek uit 1728 in Bijdr. en Med. Hist. Gen. XXX; Bosscha, Neerl. Held. te land II, 330; G.v. Loon, Ned. Hist. penn. IV, 540-44; Strick van Linschoten, Vertraute Briefe I, 76, 77; Moes, Icon. Batav. no. 6262, 2223; van Someren, Catal. van Portr. no. 1568, 1569;