Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1007]
| |
Octob. 1641; zoon van Frederik (hiervóór) en van Cornelia van Oostrum. Hij werd met Amerongen beleend 17 Dec. 1612 en in de ridderschap van Utrecht beschreven 1 Aug. 1618. Na den dood van zijn tante Aleyd van Reede, weduwe Wingfield, ingevolge testament van zijn grootvader Goert, beleend met Zuylestein. Hierover ontstond echter een proces met Johan van Renesse van der Aa, die er eerst geld op had geschoten en in 1609 gemelde heerlijkheid van Aleyd van Reede had gekocht en er dan ook 29 Aug. 1611 mee was beleend. Dit proces liep zoo hoog dat de Staten van Utrecht er zich mee bemoeiden en een schikking tot stand brachten, waarbij beide partijen het huis op prins Frederik Hendrik transporteerden, die er 4 Aug. 1630 mee werd beleend. Goert van Reede was lid der Staten van Utrecht en wegens die provincie gecommitteerde raad ter Admiraliteit te Amsterdam 14 Sept. 1618, idem te Middelburg 20 Oct. 1621. Hij ontving van die Staten commissie tot de schouw over de Vecht en den Krommen Rijn, 14 Januari 1623; werd raad in het Hof van Utrecht 4 Maart 1631 en in 1635 met Hendrik van Essen, François Herberts en Albert Sonck naar Friesland gezonden om de daar ontstane geschillen over de oorlogslasten te onderzoeken. Hij was dus toen reeds ongetwijfeld gecommitteerde ter Staten-Generaal. In 1634 en volgende jaren benoemd tot gedeputeerde te velde, was hij ook in die hoedanigheid in 1641, toen hij te Bergen op Zoom door een hevige ziekte werd aangetast, waaraan hij 3 Oct. overleed. Zijn lijk werd naar Utrecht overgebracht en vandaar 11 Oct. 1641 ‘uitgevoerd naar buiten’ en wel naar Amerongen, waar het in den grafkelder der van Reede's werd bijgezet. Hij huwde te Wijk bij Duurstede in Sept 1612 met Anna van den Boetzelaer van Tautenburg, geb. in 1584 uit een r. cathol. familie, overl. 12 Juni 1650, belijdende de protestantsche leer, begraven te Amerongen, dochter van Oswald en van Elsebe van Merveld. Onder de kunstschatten, die het huis Amerongen bezit, moet een merkwaardig album worden vermeld, aangelegd door deze Anna v.d. Boetzelaer. Daarin komen een menigte handteekeningen van bekende en beroemde personen uit de geschiedenis dier dagen voor; een hoogst belangrijke verzameling, opgeluisterd door miniaturen, deels van zeldzame uitvoerigheid, teekeningen, wapens, enz. Uit dit huwelijk zijn twee zoons en vijf dochters gesproten. De oudste zoon, Frederik Adolph van Reede, huwde Ernestina van den Boetzelaer, doch sneuvelde 18 Juli 1638, bij een mislukten aanslag op Antwerpen, zonder kinderen na te laten. De tweede zoon, Godard Adriaan, volgt. Van de dochters huwde Cornelia Elisabeth met Philibert van Tuyll van Serooskerken; Anna Walburg met Johan van Tuyll van Serooskerken; Catharina eerst met den ritmeester Arnold van Randwijck en daarna met Carel Alexander van Berch. De beide andere dochters overleden ongehuwd. Geschilderde portretten van Goert van Reede en zijn echtgenoote berusten op het huis Amerongen. Zie: Anth. Matthaeus, de Jure Gladii, 220, 227; Geldersche Volksalm. 1902, 122; Wapenboek D.O. Balye v. Utrecht, 37; Moes, Icon. Bat. no. 802; Craandijk, Wandel. door Nederland (art. Amerongen); Inventaris Archieven Huis Amerongen (1902). Regt |
|