[Randwyck, Gijsbert van (1)]
RANDWYCK (Gijsbert van) (1), graaf in Doornick, geboren omstreeks 1399, overleden in 1455 (vóór St. Urbaansdag), zoon van Rutger, den tot heden bekenden stamvader, en van Alvera van Laeckmonde.
Toen Reinald IV, aan de Arkels verwant, in de hollandsche twisten Jan van Beyeren met hulptroepen tegen Jacoba ondersteunde, streed Gijsbert van Randwyck met verscheidene geldersche edelen onder de kabeljauwsche vanen. In den slag bij Gorinchem, 2 Dec. 1417, krijgsgevangen gemaakt, kwam hij, toen bij het verdrag van 13 Febr. 1419 de wederzijdsche gevangenen zonder losgeld werden vrijgelaten, in Gelderland terug. In dat jaar tot lid der ridderschap gekozen, trad hij tot het 3 Mei 1418 door Ridderschap en Steden gesloten verbond (over de opvolging in Gelre) toe en steeg vervolgens onder Arnold tot groot aanzien. Hij werd richter van Overbetuwe 1437, ambtman van idem 1439, 1440. Hij kocht in 1437 Doornick van Johan van Rossem en voert daardoor bovengemelden titel. Hij is tweemaal gehuwd geweest: eerst met Lysbeth Pieck (overl. vóór 1436) en daarna met Lysbeth van Dornick (overl. nà 1457), won bij zijn eerste vrouw een zoon Gijsbert (2), die volgt, en bij de tweede zeven kinderen.
Zie: Slichtenhorst, Geld. Hist. 188, 286; Scheltema, Staatk. Nederl.; van Mieris IV, 521 en 528; Nijhoff, Gedenkwaardigh. III, 374; Gen. Her. Bladen II, 98-102.
Regt