meld. De naam zou dus een contractie zijn van Pieterszoon, zij het al dat ‘Pierson's’ reeds veel vroeger voorkomen.
P., die een tijdlang op een kantoor werkzaam was geweest, toonde weinig lust tot den handel, hij gaf toe aan zijn liefde voor de schilderkunst, die van vroegsaf levendig in hem was en werd omstr. 1650 leerling van Bartholomeus Meyburg. In 1653 ondernamen beiden een kunstreis naar Duitschland, waar zij tot bizondere tevredenheid van den zweedschen veldmaarschalk Wrangel portretten schijnen te hebben geschilderd, zoodat deze hen zelfs aanbevelingsbrieven voor het zweedsche hof zou hebben aangeboden. P. echter, die niet lang geleden eerst gehuwd was (waarschijnlijk met Maria Willems van Voorne, met wie hij 12 Jan. 1652 te Schiedam was aangeteekend), keerde naar het vaderland terug, werd 16 Mei 1654 poorter te Gouda, in welke plaats hij luitenant der burgerij werd (1674-76) en tuchthuisvader (1674-80). Na den dood van zijn eerste vrouw, hertrouwde hij in 1680 met Joppina Hodenpijl (uit haar stammen de thans nog in Nederland levende P.'s), die, afkomstig van Schiedam, in 1687 overleed (begr. te Schiedam 18 Oct.). P. huwde ten derden male en wel met Amarenthe Pauw (begr. te Gouda 21 Oct. 1710). Hij had zich in 1679 van Gouda naar Schiedam verplaatst, om zich in Aug. 1692 weer in Gouda te vestigen. Behalve als schilder (van portretten zoowel als van stillevens en glas) maakte P. zich bekend door zijn verzen.
Letterkundige werken: Antwoorden der Grieksche vorsten op twaalf van Ovidius Nazoos treurbrieven der blakende vorstenmin (Gouda 1658); Het tweede en derde, achtste en twaalfde boek uit P. Virgilius Maroos Eneas, in Nederduytsche vaersen (Gouda 1669); Rijm-gedichten op den lof van de wijd gevreesden nood (1671); Mithridates, koning van Pontus, treurspel (Gouda 1678); De versnaarde konings-harp of CL. psalmen Davids, na den text of naasten zin verkort en op de gewone zangwijzen gerijmd (Gouda 1679); Ter jaargedagtenis op het afsterven der allerdoorluchtigsten majesteit Maria Stuart (Gouda 1695); D.J. Juvenalis, eerste hekeldigt uyt het Latijn in Nederlandsche vaersen gebracht (Rotterd. 1698, 2e druk 1714); Eerste en vierde schimpdigt van Juvenalis (Rotterdam 1704); De edelmoedige Laodice, koningin van Armeniën, staatspel (Gouda 1712); Dagobert, koning van Frankrijk, hofspel (Gouda 1714); De redenstrijd van Ajax en Ulysses om de wapens van Achilles (Rotterd. z.j.).
Schilderwerken vermeld bij: E.W. Moes, Iconographia Batava, no. 2801; F. Muller, Portrettencatalogus, nos. 584, 1888, 3565, 5545, 6288; J.F. van Someren, Portrettencatalogus, no. 6305.
P.'s portret bevindt zich in het Panpoëticon Batavum, Rijksmuseum, Amst. (E.W. Moes, Icon. Bat. no. 5924).
Zie, naast de studie van kolonel Scheltema, in den tekst genoemd: Houbraken, Groote Schouburgh II, 260 v.; III, 4 en 78; Oud- Holland 1890, 298; 1891, 188 en 273; Wapenheraut 1900, 9, v.; Pamfletten Knuttel II no. 11884 en III no. 13636 en 14100; Kramm, in voce; dez., De Goudsche glazen enz. 18, 25 v.; de Lange v. Wijngaerden, De Goudsche glazen; Andreas Andriessen, Aanm. op de psalmberijming van Petrus Dathenus, 40, 190; Cat. der Maatsch. v. Nederl. Letterk. I, 172, 199; II, 514; III, 65, 118; VI, 167; Schotel, Avondst. 113.
Gewin