[Phebens, Eggerik Egges]
PHEBENS (Eggerik Egges), zoon van Egge Phebens en van een dochter van Eggerik Doedens, geb. te Midwolde in het Oldambt in 1556, gest. te Groningen 12 November 1615. Hij verloor zijn vader reeds in 1560; zijn moeder voldeed aan den wensch van haar echtgenoot door haar zoon een geleerde opvoeding te doen geven. Hij genoot dus het onderwijs der latijnsche scholen te Emden en te Groningen; in 1578 vertrok hij vandaar naar de academie te Marburg; hij bleef daar drie en een half jaar en bezocht vervolgens Neustadt en Heidelberg, vanwaar hij nog in 1582 naar Marburg terugkeerde. Hij wenschte hier zijn studiën te voltooien, toen zijn moeder, die te Groningen was gaan wonen, hem terugriep. In April 1582 verliet hij Marburg, bezocht Jena en Erfurt, waar de hoogleeraar Fachaeus hem voor de hoogeschool trachtte te winnen, en keerde nog in 1582 te Groningen terug. Van dat jaar tot 1594 leefde hij daar ambteloos; hoewel zijn gevoelens bekend genoeg waren, werd hij niet verbannen. Na de reductie van 1594 stond de weg tot de regeering voor hem open; hij werd achtereenvolgens lid van den Raad (1594/5, 97/8, 1600/1, 1603/4, 1606, 1608, 1611/12, 1615), van de Rekenkamer (1599), van Gedeputeerde Staten (1602, 05, 06), ten slotte van de Hoofdmannenkamer (1609, 10, 13, 14); nog was hij curator der latijnsche school en bovendien zeer nauw betrokken bij de stichting der groningsche hoogeschool. Hij behoorde tot den kring van Emmius en de zijnen, waarvan die stichting is uitgegaan; natuurlijk werd hij in 1612 gekozen in de commissie voor de voorbereiding van de hoogeschool. Zijn dood werd blijkens de vele grafreden en lijkzangen levendig betreurd. Hij was in 1586 te Groningen gehuwd met de weduwe Frouke Luwers. Phebens was jurist en hield zich
voortdurend met rechtsstudiën bezig; ook staat hij als latijnsch dichter bekend. Maar vooral is zijn naam in herinnering gebleven als de schrijver van het Chronicon rerum in Phrisia et praecipue circa Groningam gestarum, waarin hij de gebeurtenissen in het Noorden van ons land van 1565 tot 1594 duidelijk en onpartijdig beschrijft.
Zie: Kronyk van Eggerik Egges Phebens van 1565-1594, naar een handschrift uitg. door H.O. Feith (Werken Hist. Gen. Nieuwe Serie VII); Boeles in Bijdr. tot de gesch. en oudheidk. van Groningen, I, 225 vlg.; Briefwechsel des Ubbo Emmius, hrsg. v. H. Brugmans u.F. Wachter, I, passim.
Brugmans