[Peyma, Worp van]
PEYMA (Worp van), friesch wiskundige, geb. 1795 te Ternaard, overleden omstreeks 1880 te Lancaster (staat New-York). Hij was een afstammeling eener oude familie uit Westdongeradeel, trad als 19-jarig jongeling zelfstandig op in het boerenbedrijf op een zathe onder den klokslag van Ternaard. In 1820 zette hij zijn voeten op het terrein van Frieslands zeedefensie, die tot zijn dood de liefde van zijn hart zou hebben. Hij kreeg namelijk zitting in het bestuur van het waterschap Oost- en Westdongeradeel, dat een eigen zijl, de Ezumazijl, had en geheel van den waterstaat der provincie was afgescheiden. Toen 23 Febr. 1825 de zeedijken doorbraken en Friesland leek teruggekeerd tot den tijd der eerste terpbewoners, is hij de man geweest, die den weg zag tot herstel. Hij schreef zijn Verhandeling over de beste wijze van aanleggen van zeedijken en de hervorming derzelve (Franeker 1827). Hij veroordeelde daarin het systeem van Caspar Robles om enge, beperkte dijken aan te leggen met hooge, rechtstaande paalwerken en drong aan op hervorming naar het model van den Slaperdijk bij Surig, die door Willem Loré was opgeworpen met wijdafgemeten aardglooiingen, waarop de golven hun kracht verspillen. De dijkbesturen riepen echter om 't hardst, dat dergelijke plannen onuitvoerbaar waren. De Staten van Friesland dachten er anders over en de gouverneur, van Zuijlen van Nijevelt, wist ze tot uitvoering te brengen. Zoo werd van Peyma, nauwelijks 30 jaar oud, een man van naam. Hij kwam door zijn verhandeling in aanraking met den ‘boerenprofessor’ Arjen Roelofs te Hijum, wien hij na diens dood een biografie wijdde: Levensberigten van A. Roelofs (Franeker 1829). Voor zijn vriend R.A. Hommema te St. Anna Parochie, die telescopen
vervaardigde, maakte hij meestal de berekeningen. Hij had geregeld briefwisseling met W. Eekhoff, boekhandelaar en archivaris te Leeuwarden, die hem voorzag van de nieuwste litteratuur op het gebied van wis- en natuurkunde. Die brieven zijn thans in het bezit gekomen van de provincie en berusten in het archief te Leeuwarden. Oeconomische misstanden en een warme sympathie voor Amerika deden hem in 1849 besluiten naar het Verre Westen te emigreeren. Zijn zwager Ds. R. Posthumus te Waaksens (kol. 987) riep hem in een schoon friesch vers het Farwol toe (Leeuw. 1849).
Peyma vestigde zich te Lancaster in den staat New-York, aan de boorden van het Eriemeer, waar hij een leerlooierij en een wisselbank dreef, maar ook zijn wiskundige en andere studies aanhield. Zijn Verslag over de aansluiting van Ameland aan den Frieschen wal en de opslijking van het Wad werd na zijn vertrek uitgegeven door Ds. R. Posthumus en H.B. Klaasesz (Leeuw. 1850). Hij schreef een voorrede en teekende de kaart voor het werkje Nasporingen betrekkelijk de Geschiedenis der voormalige Middelzee in Friesland door P. Brouwer en W. Eekhoff (Leeuw. 1834). Zijn portret met verdere levens-