Reipublicae Batavae (Lugd. Bat. 1782, herdrukt L.B. 1789). Zeer omvangrijke Dictata ad F.G. Pestelii Commentarium de Republica Batava berusten in de bibliotheek van de Maatsch. der Ned. Letterk. (hss. 647 en 648). Verschillende dictaten naar zijn te Leiden gehouden colleges, o.a. van de hand van Valckenaer, bevinden zich in de leidsche universiteitsbibliotheek (geschonken in 1861 uit de bibliotheek-Luzac).
Ondanks zijn voortreffelijken en langdurigen dienst, waarvan de invloed op de ontwikkeling der natuurrechtsideeën en op de historische behandeling van het nederlandsche staatsrecht terecht hoog wordt aangeslagen, viel Pestel ten slotte als slachtoffer der politieke verhoudingen in den lande. Hij had zich oprecht Oranjevriend getoond en heeft in 1795 de gevolgen daarvan ondervonden. Met zijn ambtgenooten A. Kluit en C. Boers werd hij in dat jaar als hoogleeraar afgezet, echter met behoud eener jaarwedde van ƒ 2000. Zijn zonen Coenraad Ferdinand Frederik (als jur. stud. te Leiden ingeschreven 2 Apr. 1778 en 3 Sept. 1781 en in 1788 aldaar gepromoveerd) en Frederik Frans Lodewijk (te Leiden ingeschreven 22 Maart 1776 en 3 Juli 1779 en in 1786 tot doctor juris gepromoveerd) deelden, respectievelijk als pensionaris van Schieland en van Vlissingen (sinds 1788), dit lot. Pestel begaf zich na zijne afzetting met de zijnen naar Duitschland, van waar hij echter in 1802 op de meest vereerende wijze en onder grooten aandrang van curatoren en senaat, door middel o.a. van een brief van den secretaris, M. Siegenbeek, naar Leiden werd teruggeroepen. Ondanks zijn bijna tachtigjarigen leeftijd gaf hij aan die roepstem gehoor en hervatte hij in 1803 zijn lessen. Evenwel slechts voor korten tijd, daar reeds in Oct. 1805 de dood zijn werkzaam leven eindigde. Zijn leerling Bilderdijk, die steeds van zijn vereering voor den meester deed blijken, hield een Gedachtenisrede (Leyden 1809); zijn ambtgenoot Eduard Hageman herdacht hem in een rectorale rede: de F.G. Pestelio, ejusque meritis in jure publico (op de leidsche universiteitsbibliotheek). Hij liet den roem na van een hoogst bekwaam jurist en historicus geweest te zijn;
door zijn langdurig professoraat heeft de invloed, die van zijn onderwijs uitging, zich lang doen gevoelen. Van zijn leerlingen mag nog genoemd worden: van Hogendorp.
De duitsche keizer had hem in 1792 in den adelstand verheven wegens groote verdiensten, zoo van hem (behalve hoogleeraar te Rintelen, was hij hessisch regeeringsraad geweest) als van zijn voorouders. Vandaar de naamsverandering in von Pestel, en later van den in Nederland gebleven tak in van Pestel (over de familie zie men: Adelsarchief I (1900) 69 v.v.).
Zijn geschilderd portret is in de leidsche senaatskamer. Het werd door L. Springer gelithographeerd. (Moes, Iconogr. Bat. No. 5873).
Zie: M. Siegenbeek, Gesch. Leidsche Hoogeschool I, 307 v.v., 342 v.v., 368 v.v.; II T. en B., 209 v.v., 409; Wijnne en Miedema, Resolutiën vroedschap Utrecht betreffende de akademie (Werken Hist. Gen. II: 52) 297; Loncq, Hist. schets Utr. Hoogeschool 186.
van Kuyk