[Pasman, Gerard]
PASMAN (Gerard), geb. 24 Juni 1570 te Wezel, onthoofd 20 Juli 1638 te Maastricht. Hij deed zijn studiën te Duisburg en te Keulen en trad daarna in 't leger. Maar binnen een jaar nam hij zijn ontslag, studeerde verder te Douai en trad 3 Dec. 1608 in de societeit van Jezus. Van 1620-1624 was hij als priester werkzaam te Brugge en te Duinkerken, waarna hij naar Maastricht werd overgeplaatst, waar hij eveneens de geestelijke bedieningen van predikant en biechtvader waarnam. Naar aanleiding van de beschuldiging eener samenzwering (zie bij Boddens kol. 126) werd ook P. gevangen genomen, die, om zijn onschuld des te overtuigender te bewijzen, verklaringen aflegde, welke, door zijn vijanden misbruikt, hem naar het schavot voerden. Hij betuigde namelijk, dat, toen hij eenige weken geleden uit de St. Nicolaaskerk kwam, hem een onbekende aangesproken had met de vraag: ‘Wanneer zal deze stad van die menschen bevrijd zijn?’ waarop hij had geantwoord ‘dat hij dat niet wist, maar dat het tijdstip van Gods Wil afhing.’ De onbekende hernam, dat hij hoopte, dat het niet lang meer zou duren, waarna zij huns weegs gingen. P. had aan dit gesprek niet meer gedacht, tot hij van het verraad van Lantman (den opzetter van het complot en den aanbrenger er van) hoorde; deze kon derhalve die onbekende geweest zijn. Lantman voegde er aan toe, dat hij aan P. zijn onderneming voor de deur van het college verhaald had, maar P. ontkende dit ten stelligste, en geconfronteerd met Lantman, voegde hij er bij, dat deze zeker niet de onbekende was, die hem de vraag had gesteld. Daarna werd P. op de pijnbank gelegd en gedwongen verschillende geestelijken en voornamen uit Maastricht te noemen, die door een of ander onvoorzichtige uitlating van ontevredenheid zich
hadden gecompromitteerd. Bovendien erkende P., dat broeder Nottijn (kol. 922), toen deze van Visé terugkwam, hem verteld had, dat de Spanjaarden van plan waren Maastricht aan