jaar wijdde hij zich bijna uitsluitend aan muziek en letteren. Geen goede gezondheid genietende, stelde de jonge Oltmans zich zelf toch hooge eischen. In 1845 werd hij benoemd tot plaatsvervangend of 2den secretaris van de Maatsch. ‘Arti et Amicitiae’ en twee jaar later tot 1sten secretaris, welke betrekking hij tot zijn dood vervulde. Tevens was hij opzichter van de vereeniging ‘Tot bevordering van beeldende kunsten’, nauw aan de belangen van ‘Arti et Amicitiae’ verbonden. De vruchten zijner letterkundige en archaeologische studiën heeft Alex. Oltmans neergelegd in enkele tijdschriften van die dagen, o.a. in de Kunstkronyk een opstel over het praalgraf van Karel van Gelre in de St. Eusebiuskerk te Arnhem, en in de Bouwkundige Bijdragen van de Maatsch. tot bevordering der bouwkunst een opstel over den toren van de Oude kerk te Delft en een over de kapellen op het Valkhof te Nijmegen. Dit laatste opstel werd door hem in 't fransch vertaald en afzonderlijk uitgegeven onder den titel: Description de la Chapelle Carolingienne et de la Chapelle Romane, restes du chateau de Nimègue.
Oltmans was lid van de Kon. Acad. v. Beelden de kunsten te Amsterdam, van het Comité historique des arts et monuments te Parijs en van de Maatsch. der Ned. Letterk. te Leiden.
Zie: Levensber. Letterk. 1853, 104.
Zuidema