Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 915]
| |
noemt hem: Everard Nikolay van Middelburg. Hij verwierf den graad van licentiaat in de rechten, was eenigen tijd advocaat in den Haag en werd bij de nieuwe ordening van het Hof van Friesland, bij instructie van 29 Juli 1527, tot raad in den Hove aangesteld. In 1533 werd hij raadsheer in den Grooten Raad van Mechelen, in 1541 eerste raad in Friesland en in 1556 president van den Raad van Mechelen. Ook was hij lid van den Geheimen Raad en werd voor tal van staatszaken geraadpleegd. Theissen deelt een en ander mede uit een uitvoerige beschouwing van zijn hand van 1560 over het recht van Filips II op Friesland als graaf van Holland. Dit stuk bevindt zich op het rijksarchief te Brussel. Hij wordt geroemd als uitstekend jurist en waardig zoon zijns vaders. Evenals zijn broeders vervaardigde hij latijnsche verzen. Janus Secundus maakte een viertal gedichten op hem, terwijl bovendien twee brieven (van 1534 en 1535) van hem aan Everard bewaard bleven, alles uitgegeven door: P. Bosscha, Jo. Nic. Secundi Hagani Opera Omnia (Lugd. Bat. 1821) II, 25-36, 274, 279. Zijn andere broeder Nicolaus Grudius maakte een lijkdicht voor hem, waarin Everard sprekend wordt ingevoerd en zijn loopbaan aldus beschrijft: ‘Evrardus tegor hoc tumulo, de Praeside Praeses
Qui genitus, iuvenis respondi civica iura;
Inde Senatorum Frisius me vendicat ordo;
Macliniae iubeor Magni pars esse Senatus.
Mox iterum Frisias Praeses ablegor in oras:
Inde sed in propiam me clemens evocat aulam,
Postque senem summo rex ornat honore Philippus’.
(Bosscha, t.a.p., xi).
Hij was driemaal gehuwd en wel met: 1o. Genoveva van der Goes, dochter van den landsadvocaat Aert van der Goes (zij overl. in 1545), 2o. Margaretha van Roon en 3o. Jeanne Spruyt. Zijn zoon Aarnout gaat voor, zijn zoon Karel volgt. Zie: Naamrol der E.M.H. Raden 's Hoffs van Friesland (Leeuw. 1742) 11; De Gids, Mengelingen III (1839) 360; J.S. Theissen, Centraal gezag en Friesche vrijheid (Gron. 1907) 148, 152, 389, 393, 404. van Kuyk |
|