een ijverig en invloedrijk missionaris, door vriend en vijand geacht. Hij was ook de eerste superior van de Franciscanen in de hollandsche missie.
Wat hij in opdracht der Aartshertogen als helper van Grammay (Archief Aartsbisdom Utrecht VII, 117 vv; Fruin, Uittreksel, 26 en 484) gedaan heeft voor de opgraving en overbrenging van het gebeente der H. Liduina (Moll, Joh. Brugman II, 130 v.; Mgr. Wilmer, Memoriale de servae Dei Liduinae .... vita, miraculis et cultu (1873), 10 en Archief Aartsb. Utrecht XIV, 130 vv.), leze men in het door hem opgesteld proces-verbaal, afgedrukt door de Bollandisten, Acta Sanctorum, Aprilis t. II, ad diem 14, p. 362 s. Ook bij het in veiligheid brengen van de relikwieën der gorcumsche martelaren speelde hij een voorname rol. Vgl. Acta Sanctorum, t. II Julii, ad diem 9 (ed. Palmé, p. 742, n. 25) en een bundel processtukken in zake de zaligverklaring van Gorcum's martelaren, berustend in de bibliotheek der Bollandisten te Brussel (sign. n. 182, fol. 192 v. - 197 v.), alwaar de beëedigde verklaringen, afgelegd door Nesseus en zijn ordebroeders Joannes Tyras en Arnoldus de Witte, worden medegedeeld.
Zie: Bijdragen Bisd. Haarlem I, 341; II, 86, 110; VI, 299 v.; X, 12; XIV, 23; XIX, 65. Om verwarring te voorkomen zie ook III, 315; XVIII; 53; XXIX, 291 noot 1.
Hesse