kust van Guinea en naar West-Indië en onderscheidde zich zeer op dezen tocht. 24 Februari 1666 werd hij bevorderd tot schout-bij-nacht en gaf in den vierdaagschen zeestrijd (11-14 Juni 1666) en de daarop volgende gevechten blijken van grooten moed en bekwaamheid. In het volgende jaar maakte hij den tocht naar Chatham mee, terwijl hij een der hoofden was, die den mislukten aanval op Harwich bestuurden. In den Derden Engelschen oorlog vergezelde hij eerst van Ghent bij de vervolging van engelsche schepen op den Theems, daarna bevocht hij den vijand in den zeeslag van Solebay (7 Juni 1672) en streed eveneens in de drie zeeslagen van 1673 tegen de vereenigde engelsche en fransche vloten. Zijn verdiensten bleven niet onopgemerkt; 24 October 1673 benoemde de Prins hem tot vice-admiraal in de plaats van Jan de Liefde, die 21 Augustus 1673 gesneuveld was. Ook de Staten van Holland toonden door de schenking van een rentebrief van ƒ 1000 zijn bekwaamheid te waardeeren. Onder den luitenant-admiraal C. Tromp nam hij in 1674 deel aan de onderneming tegen Bel-Isle en ging in 1677 onder denzelfden opperbevelhebber naar Denemarken om de Denen tegen de Zweden te helpen. Als zijn laatsten dienst den lande bewezen vermelden wij nog, dat hij in 1678 de O.-I. schepen op hun retour op de kusten van Noorwegen opwachtte en in behouden haven bracht. Hij was 15 Febr. 1660 te Rotterdam ondertrouwd met Aletta van Ravensburgh.
Zijn door L. de Jongh geschilderd portret is in het Rijksmuseum te Amsterdam; een teekening ernaar door Klinkhamer in 's Rijks Prentenkabinet.
Zie: Rott. Historiebl. II, 593, 607, 608; III, 439 vlg., 464 vlg.; de Jonge, Ned. Zeew. I, 774, en het register daarop.
Moquette