[Mijers, Jacob]
MIJERS (Jacob), geb. te Hoorn 7 Sept. 1844, overl. aldaar 11 Juli 1902. Na te Hoorn de latijnsche school te hebben bezocht, werd hij in 1867 te Leiden als student ingeschreven. In 1870 werd hij benoemd tot leeraar aan de burgerdag- en avondschool te Amsterdam; 25 Mei 1871 prom. hij tot doctor in de wis- en natuurkunde op proefschrift Eenige vormingswijzen van zwavelwaterstof. In 1884 werd hij benoemd tot leeraar in de scheikunde en de natuurlijke historie aan de hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus te Hoorn, waaraan hij tot zijn dood werkzaam is geweest. Zijne publicaties zijn verschenen in het Maandblad voor natuurwetensch. I (1870-71), 17, 79, 106, 117, 143, 147; II (1871-72), 38, 61, 90, 129, 139; III (1872-73), 11, 15, 40; IV (1873-75), 89, 92, 113; VII (1876-77), 77; XVIII (1893-94), 5, 87, en het Rec. trav. chim. Pays- Bas XI (1892), 76; XII, (1893) 30, 315; XVII (1898) 177. Zij hebben hoofdzakelijk betrekking, behalve op het onderwerp zijner dissertatie, op de dissociatie van kwikoxyde, de ontleding van kwiknitraten door verhitting, de spanning van koolzuur in oplossingen van alkalische bicarbonaten, de affiniteitsgraad van eenige onoplosbare minerale basen, de constitutie van chloorkalk, de natuur van den semipermeabelen wand en een aantal lesproeven.
Jorissen