[Muurling, Willem]
MUURLING (Willem), geb. 27 April 1805 te Bolsward, gest. 9 Dec. 1882 te 's Gravenhage. Na twee jaren de latijnsche school in zijne geboorteplaats te hebben bezocht, werd hij als student te Utrecht ingeschreven, waar hij 14 April 1831 promoveerde op eene dissertatie De Wesseli Gansfortii vita, nadat hij in 1825 bekroond was voor de beantwoording eener prijsvraag, uitgeschreven door de letterkundige faculteit over de Conditio gentium Europaearum sub finem Sec. XI. 16 Dec. 1832 aanvaardde hij het predikambt te Stiens, na 14 Oct. gehuwd te zijn met Ite Westerbaan. Vijf jaren later werd hij benoemd tot hoogleeraar in de godgeleerdheid te Franeker, waar hij 17 Sept. zijn intrede deed met eene rede De futurorum verbi divini magistrorum, his praesertim temporibus, justa ac prudenti institutione. Maar de dagen dezer school waren geteld; in 1843 werd zij opgeheven. Kort te voren (1840) was Muurling te Groningen benoemd, waar hij bij zijn intrede over Wessel Gansfort sprak. Aan de zgn. Groninger richting sloot hij zich weldra van harte aan, en met Hofstede de Groot en Pareau redigeerde hij het tijdschrift Waarheid in liefde, terwijl hij ook een der door hen uitgegeven handboeken schreef, en wel dat over practische theologie. Voor de rechten hunner richting in de kerk stonden zij krachtig pal, en Muurling had in den strijd van 1842 een groot aandeel. Later vond hij in de moderne richting de ware bevrediging voor de behoeften van verstand en gemoed, gelijk o.m. blijkt uit zijn Resultaten van onderzoek en ervaring.
Een werkzaam aandeel heeft hij genomen aan de vertaling van het N.T. (Amsterdam, J. Brandt & Zn., Haarlem, Joh. Enschede & Zn.)
Om gezondheidsredenen legde hij in 1872 zijn betrekking neer. In zijn ambteloos leven bleef hij werkzaam voor de vrijzinnige beginselen in de vereeniging Licht, Liefde, Leven en in de afd. van den Ned. Protestantenbond.
In 1850 was hij hertrouwd met mevr. de wed. Dijxhoorn, geb. van der Loeff, die hem slechts eenige dagen heeft overleefd.
Zie: A. Kuenen in Levenber. Letterkunde 1883, 199, met bibliographie.
Herderscheê