[Mollem, David van]
MOLLEM (David van), zoon van Jacob van Mollem en van Maria van Sijdervelt, ged. te Utrecht, Domkerk, 5 Oct. 1670, stierf op zijne hofstede buiten Utrecht 8 Juli 1746. Hij trouwde te Amsterdam 28 Dec. 1698 met Jacoba van Oosterwijk, aldaar geb. 16 Oct. 1671 en aldaar overl. 22 Mrt. 1727 en begraven te Utrecht. Zij was het tweede kind van Dirk van Ooster wijk en van Lavina Verbeek.
Hij was een bijzonder weldadig man en was in zijn geboorteplaats in hoog aanzien. Ook stond hij aan het hoofd eener groote zijdefabriek een z.g. zijdemolen, die door water werd gedreven en aan honderden werk gaf. Zij was gelegen buiten de Weerdpoort, dichtbij bevond zich zijn schoone buitenplaats ‘de Zijdebalen’, die in woord en beeld is vereeuwigd. Vier en twintig gezichten van het park der Zijdebalen werden in 1746 in oost-indischen inkt door J. de Beyer geteekend en deze teekeningen vertoonen al de onderdeelen van dit grootsche buitenverblijf. Reeds in 1720 was eene serie gravures der terreinen uitgegeven, doch de latere teekeningen van de Beyer vertoonen eene andere ordonnantie. Deze teekeningen bevinden zich thans in de verzameling van den Heer M. Onnes van Nyenrode.
De juiste ligging van de bezitting was een kwartier ten noordwesten van Utrecht buiten de Waardbarrière, op den Oort aan de Vecht aan den straatweg van Amsterdam naar Utrecht.
Voor nadere beschrijving verwijzen wij naar Zijdebalen, Lofdicht, door Arnold Hoogvliet den Wel Ed. Heere David van Mollem toegezongen, met titel en frontispice van J. Punt, dat in 1740 te Delft het licht zag. In 1716 werd de zijdefabriek met een bezoek van Czaar Peter I van Rusland vereerd, en Cornelis de Bruijn, de bekende schilder en reiziger, overleed op de buitenplaats ‘de Zijdebalen’ omstreeks het jaar 1719 (zie II kol. 269).
Zie: Oud-Holland, XXVIII (1910); Elias, de Vroedschap van Amsterdam; Bouwkunst IV (1912) 1.
van Biema