Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3

[Mikker, William Pieter Turnbull de]

MIKKER (William Pieter Turnbull de), gedoopt te Amsterdam 24 Nov. 1758, overl. ald. 11 Febr. 1819, zoon van Nicolaas de Mikker ‘commissionaris’, en van Anna Margaretha Turnbull.

In 1774 was hij kantoorbediende te Amst. Hij verhuisde naar 's Gravenhage, en van daar in 1785 naar 's Gravenzande, waar hij met Jacobus van Tertoolen de oranjegezinde 's Gravenzandse Courant oprichtte. Het eerste nr. hiervan verscheen 14 Jan. 1786. Reeds 20 Mrt. d.a.v. werd de courant verboden, op aanschrijving van de Gecomm. Rad. van de St. v. Holl. en Westvr. aan Schout en Gerechte van 's Gravenzande. Spoedig daarna vestigden de beide uitgevers zich te Brielle, waar zij, na verkregen vergunning van den prinsgezmden magistraat, en financieel gesteund door eenige aanzienlijke partijgenooten, onder de firma J.v. Tertoolen & Comp. de Brielsche courant deden verschijnen. (Eerste nr. 10 Oct. 1786). Tevens hielden zij een boekwinkel. In hetzelfde jaar gaven zij ook een Brielschen Almanak voor het jaar 1787 uit. Aanvankelijk

[p. 862]

ging de zaak goed, en was het debiet groot. Lasterlijke en opruiende artikelen waren oorzaak, dat de regeering van Brielle telkens door andere gemeentebesturen met klachten werd lastig gevallen. De courantiers kwamen er echter steeds met waarschuwingen en onder aanbieding van excuses af.

Vermoedelijk wegens verminderde belangstelling in politiek twistgeschrijf, sedert het herstel in 1787, ging de courant na dat jaar sterk achteruit. Om beider ondergang te voorkomen werden de uitgevers te rade, hun compagnieschap te ontbinden (11 April 1788): de courant werd van toen aan alleen door v.T. uitgegeven, terwijl d.M. een jaargeld genoot, en in naam met v.T. courantier bleef. Deze wist de zaak nog twee jaren gaande te houden; doch in April 1790 deed hij haar over aan den apotheker Libertus van Bokkelen. In Februari 1791 overleed de courant.

Na de ontbinding der compagnieschap vestigde d.M. zich weder te 's Gravenhage, waar hij eerst als klerk op het kantoor van den prinsgezinden notaris Schlundt Bodien, en van 1793 tot 1800 zelve als notaris werkzaam was. De haagsche rechterlijke en notarieele protocollen bevatten het bewijs, dat hij van zijn ambt niet bepaald een gewetenszaak maakte; welke stukken ter gelegener tijde en plaatse aan het licht zullen worden gebracht. Zijn notarieel protocol loopt tot 7 April 1800. Wat hij in de daarop volgende jaren gedaan heeft, is niet bekend. Zeker is het, dat hij omstreeks 1806 met zijn vrouw en zes kinderen in ellendige omstandigheden verkeerde. In 1813 vinden wij hem te Amsterdam terug, waar hij tot zijn dood toe ‘zaakwaarnemer’ was.

Hij is schrijver van een menigte Oranje- en vaderlandslievende gelegenheidsgedichten. In 1789 gaf hij te 's Grav. Gezangen uit; welke in 1790 gevolgd werden door een bundel Mengelpoezije, op het titelblad waarvan men hem afgebeeld vindt, te midden van oranjegezinde emblemen geplaatst, en met een lauwerkrans gekroond.

Zie: Geschiedenis van de Brielsche Courant der vorige eeuw, in Het Brielsche Archief, door H. de Jager (Utr. 1876); Catal. Mij. der Ned. Lett.; Knuttel, Catal. Pamfletten Kon. Bibl., reg.

Margadant