Tridon, Simon Renard in Mém. de la Société d'émulation du Doubs, 1881). In 1555 had hij de leiding bij den bouw der vesting Philippeville. Hij schijnt in vrij goeden doen te zijn geweest, want in 1552 kon hij den keizer geld voorschieten voor oorlogsbehoeften. Zijn eerste echtgenoote, waarmede hij 1535 huwde, Marie de Haméricourt (in of na 1540 overleden), de zuster van Gérardde H., abt van St. Bertin en later bisschop van St. Omer, bracht Mont St. Aldegonde en Boulant in Henegouwen mede ten huwelijk; door zijn tweede huwelijk, in 1546, met Marie de Bonnières, vrouwe van Souastre (nà 1591 overleden, zie Inventaire somm. des Archives du départ. du Jura, 1870, 129), kwam hij in het bezit van twee huizen in en bij Brussel; verder kocht hij de baronie Pottes bij Rijssel en andere goederen. Hij zelf bleef steeds katholiek; over den godsdienst van zijn eerste vrouw is niets bekend, maar een tante van haar, Isabellede Haméricourt (circa 1500-1580) werd om de religie veroordeeld en vluchtte naar Calvijn (1546). Philips van Marnix (I kol. 1307) heeft de betrekkingen met haar en haar man, Arnold van Waelwijck (I kol. 1529) aangehouden. De tweede echtgenoote van Jacques de M. was een aanhangster van Granvelle, wiens gunst zij nog lang ondervond. De kinderen uit het eerste huwelijk waren: Hélène (omstr. 1536 geb., sterfjaar onbekend), gehuwd met Charles de Wignacourt, heer van Ourton, prévôt van Binche, wiens tweede zoon, Guislain, heer van Bugnastre, in 1584 in staatschen dienst was; Jean (2), die volgt, en Philips (I kol. 1307); uit het tweede huwelijk
Jean, Gerard, Anna, Marie, gehuwd met Melchior Schetz, zoon van Casper Schetz van Grobbendonck, en Jacqueline, die alle katholiek bleven.
Zie: A. Elkan, Ph. von Marnix I, reg.; dez. in Histor. Vierteljahrsschrift XV (1912) 416.
Elkan