Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 786]
| |
Na het eerste lager onderwijs in zijn geboortestad te hebben ontvangen, bezocht hij het instituut Landolt te Vianen en bekwaamde zich toen door eigen studie verder. Vooral letteren en kunst trokken hem aan. Ter voorbereiding tot het examen M.O. Engelsch vertoefde hij in 1865 een tiental maanden te Londen. Van 1869 tot 1875 was hij leeraar a.d.H.B.S. en het gymnasium te Dordrecht. Op den duur beviel hem deze betrekking echter niet; ‘er zat geen voldoende schoolmeestersbloed’ in hem. Als ambteloos burger ging hij in laatstgenoemd jaar in den Haag wonen, waar hij, niet onbemiddeld, zich voortaan uitsluitend aan de studie van letteren en kunst wijdde, bovenal aan die van het tooneel, waarvan hij de literatuur en de geschiedenis met een zeldzame uitvoerigheid beoefende. Hartstochtelijk liefhebber van boeken, bevatte zijn bibliotheek de kostbaarste werken, met name ook op 't gebied van schoonheidsleer en schilderkunst. Zijn gebeeldhouwde boekenkast was versierd met de borstbeelden van Goethe, Schiller en Shakespeare, de wanden zijner kamer prijkten met fraaie schilderijen en aquarellen, terwijl zijn schrijftafel, lessenaar en schoorsteenmantel kwistig beladen waren met allerlei literarische en artistieke snuisterijen. Zelden zag men een studeervertrek, rijker en smaakvoller ingericht dan de kamer van Loffelt in diens woning aan het Lange Voorhout te 's Gravenhage. De vruchten zijner studie legde L. neer in couranten, tijdschriften en afzonderlijke werken. Van de eerste noemen wij Het Vaderland, waarin hij jaren lang feuilletons schreef over het tooneel, en critieken over de schilderkunst, onder den schuilnaam Ego; het Nieuws van den Dag, dat in een reeks van jaargangen (1895-1906) eveneens zeer gewaarde kunstcritieken van zijne hand bevatte; voorts de Dordrechtsche Courant van 1875 en 76. In het engelsche Athenaeum gaf hij eenige jaren overzichten over de nederlandsche letteren; in het Tooneel van 1878 studiën over dat vak van kunst. De Navorscher bevatte een reeks van jaren (sedert 1865) bijdragen van hem onder het pseudoniem L.F.T. Ook de Ned. Spectator publiceerde vele jaren studien van A.C.L., evenals de Tijdspiegel en de Gids (dit laatste tijdschrift in de jaarg. 1874, 78, 79 en 82). Aan het oordeel en de uitspraken van Loffelt werd veel gezag toegekend; zijn naam had een goeden klank. Afzonderlijke geschriften van hem zijn: Ons Tooneel en het Nederlandsche Tooneelverbond (1873); Jupiter van Vloten en zijn kritiek (1876); Uren met Shakespeare (1889) en Beschrijvende Catalogus van Engelsche prentkunst voor groote en kleine kinderen. Walter Crane, Kate Greenaway enz. (1893). Al deze geschriften kenmerkten zich door een grondig onderzoek, een zelfstandig oordeel en door oorspronkelijkheid van opvatting. Nog gaf hij: Hamlet, Prince of Denmark, met verklarende aanteek. (1867) en Tennyson, Complete works (1870). Loffelt was getrouwd, sedert 1898, met Maria Arnoldina de Groot, die hem overleefde. Zie: Ned. Spect. 1906, 305, en Levensber. Letterk. 1907, 56. Zuidema |
|